‘De commissie’, een queeste naar verzoening

Of, over hoe je met elkaar naar verzoening zoekt maar zo toch beperkt bereikt

De ‘save the dates’ voor het feest in de NGK/GKv landden bij mij niet in goede aarde.
In een wat langer verhaal heb ik dat proberen uit te leggen. Daarachter zit een nog uitvoeriger verhaal.

Misschien vragen lezers zich af waarom ik hier nu nog mee kom. De datum voor de fusie lijkt al vast te liggen. In de afgelopen vijf jaar had ik toch alle kansen, moet ik me hier nu niet eens bij neerleggen?
Of er alle kansen waren valt nog te bezien, want ik denk dat het bijna niet anders dan zo had kunnen gaan. Het is maar waar men prioriteit aan geeft. Geeft men dat niet aan verzoening dan is de kans groot dat de kloof met andere ontwikkelingen snel groter wordt.

Ik moet toegeven dat ik in het begin -maar dat is al langer dan vijf jaar geleden- de groeiende tekenen van een proces naar eenheid wat van me weggeduwd heb. Het verlovingsverzoek aan de GKv in 2014 stemde me niet echt blij.
Dat had alles met mijn ervaringen binnen de GKv te maken. En net zoals dat gaat bij een gevreesd tandartsbezoek, heb je dan de neiging om er maar niet teveel aan te denken. Een verloving kan nog een hele tijd duren, tenslotte.

Maar toen ik de zaak binnen de regio (de NGK variant op de classis) waar ik toen afgevaardigd was (ook al in 2014) aan de orde stelde en nadruk legde op de noodzaak tot verzoening, bleek het me ter vergadering dat ik niet veel instemming ontmoette en op de volgende vergadering dat het de notulen niet eens gehaald had. Ik geloof best dat men niet tegen verzoening is, maar de noodzaak werd niet zo breed gevoeld, dat bleek.
Het is voor mij tekenend geworden voor mijn ervaringen met verzoening in dit proces van GKv en NGK. In ieder geval sneuvelden de pogingen waar ik bij betrokken was vroeger of later of brachten ze me in een onmogelijke positie.

In ieder geval sneuvelden de pogingen waar ik bij betrokken was vroeger of later of brachten ze me in een onmogelijke positie.

In 2016 werd de naam van één van mijn door de scheuring getroffen overleden predikanten-ooms openlijk genoemd op een herdenkingsbijeenkomst in Kampen. Meerdere mensen hebben zich toen ingespannen om iets van verzoening tot stand te brengen. Het enige dat ontbrak was het contact met mijn toen nog levende tante. Toen ik probeerde dat tot stand te brengen, ervoer ik hoe teer en tijdrovend het proces van verzoening eigenlijk is. Het is belangrijk wie er met het verzoek tot verzoening komt, hoe je dat voorbereid en dat er tijd voor is.
Met mijn tante had ik de jaren daarvoor regelmatig over de scheuring gesproken en het verdriet en de verlorenheid waren nog altijd voelbaar in haar woorden. Begrijpelijk, haar man en zij raakten hun plek in de kerk kwijt, hun reputatie, veel vrienden, hun veiligheid en hun vertrouwen. En dat terwijl mijn oom in de kwesties nadrukkelijk géén partij was. Hij wilde de eenheid bewaren, maar dat kon niet in die tijd. Er moest gekozen worden. Hij kon zijn werk als predikant na deze giftige ervaringen niet meer doen. Dat heeft hun hele verdere leven getekend.
De laatste gemeente waar ze gewerkt hadden vond al vroeg en vol blijdschap de eenheid weer (2015), maar ze vergaten mijn tante daarin te betrekken. Zij registreerde dat wel en maakte het op een afstand wat gelaten mee.

Toen ik haar ernaar vroeg, wilde mijn tante in eerste instantie niet echt meewerken aan alsnog contact. Belangrijkste reden: het was nu al zo lang geleden en ze had er zolang mee geleefd dat ze het liever niet weer oprakelde. Ze had het uiteindelijk bij de Here neergelegd en daar liet ze het nu liever liggen.
Maar het leek mij nu juist zo mooi als ze ook hier en nu al iets van verzoening mocht ervaren. Ze stemde uiteindelijk in met het ontvangen van een brief van de betreffende kerkenraad, als ik die haar zou brengen. Toen ik haar die bracht, keek ze me bedroefd aan, want ze besefte mijn betrokkenheid hierbij. En je wilt je neef toch niet iets weigeren. Maar ze kon niet zoveel met die brief, zag ik. Die was goed bedoeld, maar natuurlijk algemeen gesteld, want de mensen die deze brief geschreven hadden waren niet persoonlijk betrokken geweest bij de gebeurtenissen van toen. Bovendien, als ik niets had gezegd en anderen dat niet verder onder de aandacht hadden gebracht, zou ze er van de kerkenraad niets over hebben gehoord. Want wat voor haar een nog nabij verdriet was, was door anderen allang vergeten. Hoe kon ze er ook anders dan er zo op reageren? Het was niet de goede manier, het kwam op het verkeerde moment, niet de juiste mensen waren erbij betrokken en op deze manier werd haar verdriet nauwelijks gepeild, laat staan benoemd.

Maar omdat het een ‘loket’ is, je moet je melden, is de reikwijdte van deze commissie beperkt.

Je verlangen naar recht en verzoening voor je familie kan een onheilzame drijfveer worden. Dat besefte ik achteraf wel. Hoe goed bedoeld ook, op deze manier had ik het mijn tante niet moeten aandoen.

Inmiddels is er al enige jaren een werkgroep verzoening en recht, bemenst door beide kerken (de NGK en de GKv), een aanspreekpunt waar kerkleden en kerkelijke vergaderingen ervaringen van onrecht kunnen melden. De commissie heeft in tientallen gevallen iets kunnen betekenen en dat is natuurlijk mooi!
Maar omdat het een ‘loket’ is, je moet je melden, is de reikwijdte van deze commissie beperkt. Voor nogal wat betrokkenen is dat nl. onoverkomelijk is mijn inschatting. Sommigen van hen zullen zich nooit melden bij het instituut waarin ze alle vertrouwen verloren hebben. Als ze er al van weten. En dat is het geval bij een heel aantal van de indirect door de scheuring getroffen mensen. Het is alsof je aan de slachtoffers van de toeslagenaffaire vraagt de belastingtelefoon te bellen voor hulp (wat helaas ook gebeurd is). Ze zullen het niet doen, het vertrouwen ontbreekt eenvoudig.
En dat begrijp ik.

Toen ik daar op een regiovergadering naar vroeg (op een andere regio), verwees men mij naar de commissie. Toen ik bij een andere gelegenheid het bovenstaande voorlegde, besloot de regio de vraag mee te geven naar de toen a.s. Landelijke Vergadering. Dit was op onze laatste vergadering voor de Coronacrisis uitbrak.
Twee jaar lang lag er veel stil. Toen ik hier een aantal maanden geleden op onze eerste regiovergadering na Corona via de behandeling van de notulen naar vroeg, bleek dit niet gebeurd te zijn. Dezelfde afgevaardigde was toevallig ter vergadering.
Tja, en wie zou het niet begrijpen, alles ging anders de afgelopen periode. De voorzitter van de vergadering suggereerde me daarop dat ik me maar bij… ‘de commissie’ moest melden. Ik was te verbluft om er nog op in te kunnen gaan. Het kan allemaal goed bedoeld zijn, maar voor mij maakt dit duidelijk dat men geen enkele urgentie voelt bij dit soort vragen.

Onbedoeld krijgt de commissie zo een wat negatieve bijklank. Het is niet mijn bedoeling daarvoor aanleiding te geven. Eén van de leden heb ik ander verband meegemaakt en leren kennen als een warm en betrokken persoon, de anderen ken ik niet persoonlijk. Deze mensen zullen zich maximaal inzetten stel ik me voor, maar toch zullen zij vele betrokkenen eenvoudig niet bereiken. Kerkelijke vergaderingen melden zich in een aantal gevallen niet bij hen, zo blijkt (in het geval van mijn beide ooms in ieder geval niet), kerkleden vragen hen er niet om, en direct getroffenen die geen kerklid meer zijn, zullen zich ook niet melden.
En dat brengt mij ook weer in een spagaat. Het zijn mijn kerken die voor deze koers kiezen; ik wil recht en mogelijk verzoening voor mijn getroffen familie en ik kan er zelf toch geen rol in spelen.
Dat bleek later ook weer toen ik bij een studievriend mijn nood klaagde, hij de commissie benaderde en weer bij mij terugkwam met de vraag: ‘of ik mijn familielid wilde vragen of die er aan mee wilde werken.’ Weer kwam ik in dezelfde positie terecht (zie ik nu) en ik deed het ook nog. Ik kreeg dezelfde wat bedroefde blik toegeworpen en ik moet het antwoord op die vraag nog krijgen. En ik begrijp dat. Ík zou dit niet moeten vragen.

Als je het zo beziet is vijf jaar niet veel tijd, zeker als je beseft dat twee jaar lang vrijwel alles stil lag vanwege Corona. Als je het fusieproces op deze wijze inzet, kan het bijna niet anders of je komt uit op de situatie die er nu ligt. Door verzoening bij een commissie onder te brengen en die afhankelijk te maken van vrijwillige melding, maak je deze afhankelijk van de motivatie die anderen daarvoor voelen. Als die geen urgentie voelen om daarom te vragen, vindt verzoening eenvoudig niet plaats.

Of we het nu leuk vinden of niet, deze verdrietige verhalen van de jaren zestig en zeventig horen bij de geschiedenis van onze kerken. Ze verdienen het verteld te worden en openlijk betreurd. Niet alleen in algemene termen, maar soms ook met naam en toenaam. Omdat het leed zo groot was. Laten deze persoonlijke geschiedenissen, al zijn ze nog zo pijnlijk, in ons midden bewaard worden. Als herinnering aan het feit hoe verschrikkelijk mis het kan gaan tussen christenen uit dezelfde kerk en hoe groot de gevolgen daarvan kunnen zijn. Opdat we het nooit vergeten en God bespare het ons, ook nooit weer doen. Het ergste dat we nabestaanden kunnen aandoen is deze verhalen niet vertellen en ze vergeten.

Vanaf het begin is volop ingezet op de bestuurlijke kant van de fusie, maar zijdelings op verzoening. Er is best wel iets gebeurd: er zijn veel grote woorden gesproken, in 2017 al; er is verdriet verzegeld in een kruik; er zijn besluiten teruggenomen en mensen in ere hersteld. Maar op enkele tientallen persoonlijke verzoeningen na, was veel schuldbetuiging in mijn beleving nogal algemeen van aard.
Op deze manier is het niet zorgvuldig genoeg, mensen blijven buiten bereik. Je moet het geluk hebben dat je in beeld komt. En zo niet dan val je er buiten.
Verdriet is ook onvoldoende gepeild naar mijn smaak en dan kun je het ook niet echt betreuren. Alleen ingewijden kennen de verhalen van toen. Wie vertelt die verhalen nu nog eens?

Het ergste dat we nabestaanden kunnen aandoen is deze verhalen niet vertellen en ze vergeten.

Dan is het alsof het nooit gebeurd is en geen enkele betekenis had. Dat mag zo toch niet zijn onder christenen.
Wat men destijds in Zuid-Afrika begreep met de Waarheids- en Verzoeningscommissie. Dat wat men nu in vele maatschappelijke geledingen begrijpt: geef slachtoffers en daders een gezicht en vertel hun verhaal. Dat zou toch ook binnen onze kerken begrepen moeten worden, als verzoening onze corebusiness is?

Wat destijds publiek was en mensen hun reputatie kostte, lijkt men nu -tenminste vanuit mijn gezichtspunt- in de beslotenheid van de kleine kring te willen herstellen. En terwijl er veel slachtoffers zijn en in algemene zin ook genoemd worden, hoor je weinig over daders en verantwoordelijken. Als er slachtoffers zijn dan moeten er toch ook daders zijn? Het lijkt net alsof er destijds een ongelukkig conflict was en dat we daar nu allemaal spijt van hebben.
Maar er zijn toch ook grote fouten gemaakt! Kan er verzoening zijn als die fouten en verantwoordelijkheden soms ook niet heel persoonlijk benoemd en betreurd worden?

Als zij-instromer in de NGK trof me destijds de persoonlijke benadering waar men voor gekozen had. Op alle niveaus in de kerkelijke organisatie was dat te merken. Bijvoorbeeld in de regelgeving: ‘nooit kon je een procedure inzetten of vervolgen zonder persoonlijk gesprek met de betrokkenen.’
Het leek me een verworvenheid uit de jaren van de scheuring: liever wat minder georganiseerd blijven dan onpersoonlijk te worden. Laat men die lijn nu weer los?

Vanuit mijn perspectief treft me het als vreemd en ook pijnlijk dat men als het om de feestviering gaat, weinig aan het toeval overlaat. Zelfs plaatselijk niet. Maar dat men als het om verzoening en recht gaat veel laat afhangen van de bereidheid van mensen om daartoe te komen.
Had men dat nu niet anders kunnen vormgeven?
Beiden, zowel het feest als de verzoening, worden zo onbedoeld een nogal exclusief gebeuren.

Een volgende keer hoop ik nog iets te schrijven over een andere weg.

Over Wieb Dijksterhuis

Predikant met Groningse wortels die sinds 2000 in het midden van land woont, samen met zijn vrouw. Hun vier kinderen wonen inmiddels tussen Ermelo en Hasselt (BE). Van 2006-2016 predikant in NGK de Ontmoeting (Voorthuizen-Barneveld). Vanaf 31 januari 2016 de voorganger van de NGK van Ermelo, een warme gemeente tussen de randmeren en de Veluwse bossen. Zijn roots blijven hoorbaar en merkbaar. Hij kan het niet helpen de wereld 'toch' vanuit een Gronings standpunt te blijven bezien.
Dit bericht is geplaatst in Wiebslog met de tags , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie