2. Aanklacht!

Schuld maakt je een klein mens. Voor God en voor je medemensen.
Je gevoel van trots lijdt sterk onder schuld, zelfs als het maar bescheiden trots is.
Van schuld kun je je zelf niet bevrijden. Je kunt het alleen onderdrukken voor jezelf of het proberen te negeren. Meestal lukt dat niet, want schuld vreet als een knaagdier aan je. Je kunt de pijn die dat veroorzaakt negeren als er maar genoeg andere impulsen zijn die je aandacht trekken.
Maar als het dan weer stil wordt, dient de pijn zich opnieuw bij je aan. Ze blijkt er nog gewoon te zijn: alle aanklachten liggen er nog. Als je zelf niet weet hoe je van je schuld af moet komen, kan alleen een ander deze last van je schouders tillen. Vertrek van dierbaren uit de kerk gaat vaak samen op met de aankomst van schuld. Zodra de ander uit beeld is, komt schuld voor die persoon in de plaats. Het wordt je nieuwe gezelschap: als het ware een negatief van de dierbare die je zo mist.
Maar is dat wat zich als schuld aan je laat zien en je voortdurend aanklaagt, eigenlijk wel wat het beweert te zijn?
Deze week het tweede hoofdstuk uit de serie Achtergebleven. Voorlopig -voor de duur van de vakantie- het laatste. In augustus gaan we verder met hoofdstuk drie.

2. Schuld

Op een zondag gaven we het op. Lang hadden we hem vast proberen te houden in onze gewoonte om samen de kerkdiensten te bezoeken, hoewel hij al langer luid en duidelijk had laten weten dat niet meer te willen. Natuurlijk, we konden hem niet voor altijd vasthouden, dat beseften we heel goed. Ooit zou hij zelf moeten kiezen. Maar, dachten we, nu nog niet! Om hem nu al zo’n ingrijpende beslissing te laten nemen, hij is nog zo jong. ’t Is toch een keus voor een heel leven! En natuurlijk hoopten we en baden we dat zolang hij in de diensten kwam, er nog eens een moment zou komen dat hij er anders tegenaan zou gaan kijken. Maar ’t was zo langzamerhand een hele worsteling geworden: onze wil met zijn onwil. ’s Maandags waren we opgelucht dat we de zondag weer achter de rug hadden en zagen we alweer tegen de volgende zondag op. In de loop van de week zou de spanning steeds verder oplopen, wisten we inmiddels, om dan zondagochtend opnieuw te pieken. En als we dan eindelijk in de kerk zaten, waren wij murw en hij één brok verzet, die alleen daarom al niets meekreeg van wat er gebeurde. Wij ook steeds minder trouwens, aangeslagen als we waren.
Op den duur begrepen we dat het ons allemaal -er waren meer kinderen waar we rekening mee hadden te houden- meer schade opleverde dan dat iemand er ook maar iets mee kon winnen. We gaven de strijd op en de rust keerde weer. Tenminste in ons huis. In onze harten werd het nog onrustiger.

Als dan eindelijk de wegen scheiden en de worsteling voorbij is, komt er weer ruimte voor de zondag. Dat is aanvankelijk best een opluchting. Hoewel, zolang hij thuis woont, de verschillende levensstijlen pijnlijk langs elkaar schuren. In aanloop op de zondag komt hij ’s nachts laat thuis, te laat naar onze zin en wij staan ’s morgens vroeg op, te vroeg naar zijn zin.

De openlijke strijd mag dan gestaakt zijn, van binnen begint de worsteling nu pas echt


De openlijke strijd mag dan gestaakt zijn, van binnen begint de worsteling nu pas echt. Schuld, schaamte, verdriet en zorgen wisselen elkaar af in een soort vicieuze cirkelbeweging. In het begin is het zo’n verwarde kluwen dat je er nauwelijks vat op krijgt. Zodra je ’s morgens wakker bent, gaat het wiel weer draaien. Overdag is er wel redelijk goed mee om te gaan, er is genoeg dat je afleidt, maar als het stil wordt maalt het wiel weer verder: schuld, schaamte, verdriet en zorgen.
 
Natuurlijk heb je er verdriet van. Het loopt immers heel anders dan je hoopte, misschien wel verwachtte. Je hoopte hem te zien opgroeien en daarbij ook zijn plek bij God te zien vinden. De plek waar jij je zo geborgen voelt gun je hem ook. Maar naarmate jullie wegen zich langer scheiden, weet je dat dit er voorlopig niet van gaat komen. Je hebt wel hoop en soms flakkert die door een opmerking of een gebeurtenis weer even op, maar vaker wordt je even later opnieuw teleurgesteld in je verlangen. Vooral in het begin moet die teleurstelling een plaats krijgen tussen jou en God. Je vraagt je af waarom God dit toelaat: het is toch niet alleen het liefste wat jij wilt, maar toch ook zeker wat Hij graag wil?
 
Niet iedereen zal het op deze manier meemaken. Lang niet altijd gaan kinderen hun eigen weg als ze nog thuis wonen. Uit onderzoeken blijkt dat kerkverlating veel vaker plaats heeft in een overgangsfase: nadat je kinderen uit huis gaan, als ze gaan trouwen, als ze afstuderen en bij een verhuizing. Dat laatste betreft trouwens niet alleen de jóngeren in een gemeente (Wijma, 2019). Voor de achterblijvers is dit waarschijnlijk iets milder. Je hebt dan meer zorgen op afstand, maar je wordt er niet steeds mee geconfronteerd.
 
Toch zullen er ook dan gevoelens van teleurstelling en schuld kunnen opspelen. En de zorgen zullen er niet minder om zijn, want je haalt je zomaar van alles in het hoofd. De meeste achterblijvers zullen daar waarschijnlijk toch niet aan ontkomen. Je vraagt je af wat er fout gegaan is in je opvoeding. Wat heb je nagelaten? Had je niet meer aandacht voor hem moeten hebben? Je verwijt jezelf dat je zo vaak weg was, had je niet beter thuis kunnen zijn voor je jongen? Of heb je er teveel bovenop gezeten? En al zegt je kind regelmatig dat ‘het niet aan jou ligt’. De vragen blijven knagen (De Boer, 1990, p.18).
En daar is ook altijd aanleiding voor, want zeker heb je fouten gemaakt: je was er inderdaad te weinig en hebt lang niet altijd de juiste prioriteiten gesteld, je kinderen hebben ook je nare kanten gezien en nee je was lang niet altijd consequent christen. En dan noem ik nog maar enkele dingen.

Realiseer je dat je zorgen en verdriet het negatief van je liefde voor je kind zijn

Wat is schuld?
De predikant Wim Rietkerk (2000) maakt een onderscheid tussen schuld en schaamte (p. 63). Schuld heeft te maken met het overtreden van een gebod, schaamte komt van teleurgesteld zijn in jezelf.
Je bent altijd wel ergens schuldig aan: je hebt de geboden gevolgd én overtreden. Is het niet één van de tien, dan toch wel één van de twee (Heb God lief en de naaste). Echter gezien de omschrijving van Rietkerk moet de vraag zijn: heb ik een gebod geschonden dat direct invloed had op het geloof van mijn kind. Dat kan natuurlijk zo zijn, maar het zal meestal niet zo zijn dat het geloof van je kind daarvan afhangt. De pedagoog Ter Horst is er heel duidelijk in: “…wie liefheeft kan pedagogisch gezien niet schuldig zijn” (Van der Kooi & Ter Horst, 2009, p. 42). “Natuurlijk zijn er dingen misgegaan! Maar de vraag waar het echt om gaat is: “Heb je gesjoemeld met de liefde,(…) dat is wat telt” (Ibid. p. 117).
 
Mochten er andere kinderen in je gezin zijn die wel geloven, dan hebben zij hetzelfde meegemaakt als je kind dat de kerk verliet. En toch zijn zij gaan geloven. Zij hebben vergelijkbare ervaringen met jou en met de kerk maar hebben er desondanks toch voor gekozen om in de kerk en dichtbij God te blijven (Van Westen, 2019, p. 11). Het geloof van je kinderen hangt maar voor een heel klein deel van jouw doen en laten af. Er zijn heel veel gelovigen die ondanks een moeilijke jeugd niet van hun geloofsweg af zijn geraakt en in de kerk gebleven zijn.
 
Realiseer je dat je zorgen en verdriet het negatief van je liefde voor je kind zijn. En besef ook dat je invloed veel kleiner is dan je denkt. Dat geeft je soms een machteloos gevoel. Dat is maar al te menselijk, maar dat maakt je nog niet schuldig.
Kijk eens terug in de geschiedenis van Gods volk: waren Adam en Eva schuldig aan het gedrag van Kaïn, was Isaäk schuldig aan het ongeloof van Esau, was David verantwoordelijk voor de keuzes van zijn zonen en zou in de gelijkenis de vader schuldig zijn aan het vertrek van zijn jongste en verantwoordelijk voor de reactie van zijn oudste? Maken die kinderen niet allemaal ook hun eigen keuzen?
 
En toch, wanneer je op zondagmorgen de kerk inloopt, voel je je klein, als je al die complete gezinnen ziet zitten. Zij zijn er allemaal wel: vader, moeder, kinderen en soms ook nog hun aanhang. En even verderop in de kerk zitten opa en oma. Zij moeten toch wel iets heel goed gedaan hebben dat ze nog met zijn allen in de kerk zitten.
En dan al die blijde familiefoto’s op Facebook. Een grote kerkelijke bruiloft, waar iedereen van harte bij is. Niet alleen op het feest maar ook in de kerk. Een feestelijke doopdienst waar grootouders dankbaar bekendheid aan geven. En weer een openbare geloofsbelijdenis waar nu het vierde kind uit hetzelfde gezin belijdenis doet. Je gunt ze hun vreugde, maar bij iedere foto voel je je meer tekortschieten. Je voelt je zo klein worden dat je het liefst maar onopvallend helemaal achterin de kerk zou gaan zitten. Maar die keus heb je niet: jouw plaats is namelijk helemaal vooraan.
Je voelt je schuldig, maar als je de omschrijving van Rietkerk volgt is het eigenlijk een gevoel van schaamte: in vergelijking met de anderen, ben jij voor jouw gevoel de mist ingegaan. Je bent teleurgesteld in jezelf.

Over Wieb Dijksterhuis

Predikant met Groningse wortels die sinds 2000 in het midden van land woont, samen met zijn vrouw. Hun vier kinderen wonen inmiddels tussen Ermelo en Hasselt (BE). Van 2006-2016 predikant in NGK de Ontmoeting (Voorthuizen-Barneveld). Vanaf 31 januari 2016 de voorganger van de NGK van Ermelo, een warme gemeente tussen de randmeren en de Veluwse bossen. Zijn roots blijven hoorbaar en merkbaar. Hij kan het niet helpen de wereld 'toch' vanuit een Gronings standpunt te blijven bezien.
Dit bericht is geplaatst in Achtergebleven met de tags , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie