1. Confronterend

Foto door Andrea Piacquadio via Pexels

De dag die iedereen ooit meemaakt in zijn leven, is de dag dat het geloof zijn vanzelfsprekendheid verloor. Dat kan jezelf overkomen, wanneer een golf van twijfels je overspoelt. Een overstroming die allerlei oorzaken kan hebben: een onverwachte kijk achter de schermen, teleurstelling in verwachtingen, of boosheid over onrecht. Voor jezelf kan dat een heftig dieptepunt zijn. Je kunt het er heel zwaar mee hebben als je geloof door je vingers lijkt te glippen.
Maar het is nog veel moeilijker wanneer je dat moet aanzien bij iemand die je dierbaar is.
Getuige te zijn van iets dat je de ander niet toewenst is pas echt zwaar. Anders dan bij jezelf ben je in dit geval een outsider. Je kunt het niet overzien, je hebt er geen invloed op. Toch wil je de ander beschermen. In feite ben je grotendeels machteloos, maar dat besef je lang niet altijd. Het zou zomaar kunnen dat je probeert invloed op dit gebeuren te krijgen. En dan kan er veel fout gaan.
Als vervolg op de inleiding van de vorige keer, nu het eerste hoofdstuk over deze confronterende ervaring. Tussen haakjes staat zo nu en dan een verwijzing naar andere literatuur. Deze bronnen zijn via de knop rechtsboven op deze pagina te raadplegen.

1. Schrik 

Toen ik na het bidden mijn ogen opendeed, keek ik haar recht in het gezicht. Haar ogen waren wijd open en ik besefte dat ze niet meegebeden had. Ik schrok ervan, het was immers niet de eerste keer dat ik dit meende te merken. 

Misschien komt je dit niet zo bekend voor en lijkt het je overbezorgd. Niet iedereen is immers op elk moment een voorbeeld van geloof en je kind staat nog maar aan het begin van haar geloofsweg. Ze moet haar eigen keuze nog maken en de praktijk van het dagelijkse geloven leren. En dat is ook zo natuurlijk. 

Maar als je in je vrienden- of familiekring eenmaal hebt meegemaakt hoe iemand bij het geloof wegdreef, kan het zomaar zijn dat je op je hoede bent voor de eerste verschijnselen van geloofsverlies om er op tijd bij te kunnen zijn voordat het te laat is. Want bij die eerdere keren was er geen praten meer tegen en dreef het geloof van je vriend gestaag uit je beeld tot er niets meer van te zien was. Jullie gesprekken en jouw gebeden hadden daar niets aan kunnen veranderen. Het kwaad was al geschied! En wat blijft is het zelfverwijt: “had ik het maar eerder gezien!”

Je schrik is waarschijnlijk ook te verklaren uit de prioriteiten die je voor jezelf ziet. Je hoopt voor je kinderen dat ze gezond zijn, dat het goed gaat op school, dat ze een plek vinden in de samenleving en dat ze gelukkig worden. En toch, als dat allemaal goed gegaan is, misschien nog wel beter dan je verwacht had (in ieder geval anders dan je gedacht had), maar ze zijn hun geloof kwijtgeraakt, dan is voor je gevoel het verlies veel groter dan de winst. Je opvoeding is pas echt geslaagd als ze voor zichzelf hun geloof in de Heer gevonden hebben. En dat vind je niet omdat je graag als een geslaagde opvoeder gezien wilt worden maar vooral omdat je juist dát het belangrijkste vindt. Immers hoe zal iemand het geluk vinden zonder God (Luc. 9:25)?

En je kent de trend die nu al vele jaren aanhoudt: in Nederland weten veel jongeren de weg naar de kerk, en niet zelden ook die naar het geloof, niet meer te vinden (De Hart, 2014, p. 69v).

Een vanzelfsprekende verwachting dat onze kinderen ons volgen in ons geloof hebben we allang niet meer. En dat zet nog eens te meer druk op onze geloofsopvoeding.

Tegennatuurlijk reactie

Wat doe je als je iets belangrijk vindt? Je houdt het stevig vast! Toen je die ogen van je dochter zag, groeide in jezelf de bijna onbedwingbare behoefte om ‘het bespreekbaar te maken’. De eerste keren dat je het ziet, laat je het nog aan je voorbijgaan, je wilt een gesprek immers in een goede sfeer voeren. Je wilt haar immers helpen, dat is je drijfveer. Daarom zoek je naar een geschikte gelegenheid, zodat je het gesprek in een vertrouwde sfeer kunt voeren. Zodat ze zich veilig voelt en beseft dat ze je alles mag vragen. Je motivatie is groot en diep: je wilt heel graag proberen haar van dienst te zijn met alles wat je zelf inmiddels geleerd hebt.

Wat doe je als je iets belangrijk vindt?
Je houdt het stevig vast!

Maar vindt maar eens een gelegenheid waarin zoiets rustig aan de orde kan komen, het is zo kwetsbaar! Want, hoe doe je dat zo dat het inderdaad tot een goed gesprek komt?

En dan, op een dag, gebeurt het zomaar, wanneer je weer eens die ogen van je dochter ziet, dat je van binnen heel onrustig, terwijl je er uiterlijk heel beheerst uit probeert te zien, bijna achteloos vraagt: ‘bid je niet mee?’ En zij reageert dan bijna direct met: ‘jawel hoor!’
Je gelooft haar niet helemaal, maar je durft niet verder vragen, bang als je bent om haar vertrouwen te verliezen. En als je eerlijk bent is dit ook het liefst wat je wilt horen, dus laat je het er voor deze keer maar bij. Maar dat betekent niet dat je nu gerustgesteld bent.

Een hele tijd geleden sprak ik met een nog nieuw lid van onze gemeente, maar hij was al jaren christen. Hij was vertrokken uit zijn vorige kerk omdat hij en zijn vrouw zich er vreemder en vreemder waren gaan voelen. Bij een bezoek aan onze gemeente vonden ze het ‘oude en vertrouwde’ weer terug. In het kennismakingsgesprek destijds had ik benadrukt dat wij als gemeente niet als belangrijkste doel hadden ‘oud en vertrouwd’ te blijven, ons doel was immers onze Heer te volgen in onze tijd.
Na een jaar of wat vroeg ik hem of hij zijn plek in de gemeente had kunnen vinden. ’”Ja”, was zijn bedachtzame antwoord, maar er was hem wel wat opgevallen, nl. dat wij in de gemeente onze jongeren zo strak aan het lijntje probeerden te houden. “Ze moeten een keer hun eigen keuze maken, daar moet je ze de ruimte voor geven.”

Vasthouden door los te laten, dat lijkt in strijd met elkaar en voor je gevoel is het dat ook. Net zoals je je kind bij het leren fietsen los moet laten zodat het zelf leert fietsen, moet het ook zelf tot een echte, d.w.z. eigen, keuze voor het evangelie kunnen komen. En dat kan alleen als jij er ruimte voor geeft. Die keuze is iets tussen God en je kind. Ze is niet maakbaar en laat zich niet door jou controleren. 

Je kind is geen kind meer, maar een jongere op weg naar de volwassenheid. Toen het nog klein was deed het jou na en leerde zo haar eerste stapjes in het geloof te zetten. Ze wilde graag zoals jij zijn en haar kindergeloof is voor haar ook daarom vanzelfsprekend.  Ze wil een bijbeltje zoals jij dat hebt en ze wil meezingen zoals jij dat doet. Maar als puber probeert ze zich van jou los te maken om het nu zelf te leren. Dat is geen keuze tegen jou, maar een keuze voor haar eigen volwassenheid. Hoewel het voor haar niet zo bewust is als ik het hier beschrijf. Ze voelt het zo, meestal zonder te kunnen zeggen waarom ze het zo voelt. Het lastige is dat jij voor haar gevoel instaat tussen haar en haar zelfstandigheid. Net als jij zo graag eens met haar wilt praten over haar geloof, wil ze er waarschijnlijk niet met jou over praten. Dus luistert ze dan het minst naar jou. Integendeel: ze doet vaak precies het tegenovergestelde van wat jij haar zegt. De pedagoog Wim ter Horst noemt dat ‘omgekeerde gehoorzaamheid’ (Van der Kooi & Ter Horst, 2009, p. 89). Wat je ook doet of zegt, er moet ruimte voor een eigen keuze in zitten, anders werkt het zeer waarschijnlijk net omgekeerd uit.

Wat zou het mooi zijn als er op dat moment iemand anders uit je gemeente het vertrouwen van je dochter heeft, dan zou ze dáár terecht kunnen met haar twijfels en vragen. 

Keuze

De oudste gemeenteleden onder ons dragen nog een herinnering aan ‘vanzelfsprekend geloven.’ in zich mee. Je ging twee keer mee naar de kerk, dat moest van je ouders. Geen wonder want in jouw omgeving ging iedereen twee keer naar de kerk. Geloven leek toen werkelijk vanzelfsprekend, bijna iedereen was immers ergens lid van de kerk. Je ouders vertelden je over God, je ging met hen mee naar de kerk, je ging naar catechisatie en vereniging en als je achttien werd deed je Openbare Geloofsbelijdenis. Zoals vrijwel iedereen dat deed. Het waren enkelingen die afweken van de regel en over hen werd nog lang nagepraat. Door hun gedrag kwamen ze niet alleen buiten de gemeente maar soms zelfs buiten de plaatselijke gemeenschap terecht.

Toch was toen lang niet iedereen die lid werd, diep overtuigd van het geloof. Zelfs niet alle jonge mensen die belijdenis hadden gedaan. Sommigen deden belijdenis om maar van de catechisatie af te zijn. Natuurlijk zeiden ze dat niet hardop, maar ‘off the record’ wisten gemeenteleden dat best. Niet iedereen zat in de kerk omdat ze daar heel bewust zelf voor gekozen hadden, velen ook omdat ‘het zo hoorde’. Voor nogal wat ouders hoorde dat ook bij het proces van tot geloof komen: eerst moest een jongere de wilde haren kwijt raken en als dat gebeurd was kwam de rest van het kapsel op den duur vanzelf wel in model.  Als het leven zich in alle ernst aan hen liet zien, werden zij zelf doorgaans wel serieuzer; ook in hun geloof. En zolang ze maar in de diensten kwamen, kon de Heilige Geest met hen aan werk. Wat niet is kan immers nog best komen. En zo ging het ook: een heel stel jongeren kwam later in de slipstream van het geloof van hun ouders alsnog tot geloof. Dat is het voordeel van in kerkelijke kringen verkeren: je blijft met het evangelie in aanraking.


Gemeenteleden die uit die tijd stammen reageren op de onwillige jongeren van nu wel eens met: “laten ze normaal doen!”. Ze hebbende indruk dat de ouders van nu hun kinderen geen strobreed meer in de weg leggen. Dat hoor je hen soms ook zeggen: de ouders van tegenwoordig moesten maar wat strenger voor hun kinderen zijn. Goed bedoeld, want zo werkte dat in hun jeugd: het was normaal om naar de kerk te gaan, normaal om te gaan geloven.

Geloofsoverdracht is daarom een zoektocht naar de heilzame ruimte waarin de vonk kan overspringen.

Maar als de jongeren van tegenwoordig echt gaan doen wat men nu normaal vindt, laten ze zich niet meer in de kerk zien, net zoals de meeste van hun leeftijdsgenoten in Nederland. Wie nu nog naar de kerk gaat, is juist ab-normaal. Kijk dus maar uit wat je tegen de jongeren in je kerk zegt, straks doen ze het ook nog.

Ruimte

Maar wat kun je eigenlijk wel doen? Hoeveel ruimte is nog gezond? Moet je je kind dan helemaal maar los laten? ‘Er is ruimte tussen generaties, dat kan ook niet anders, maar er is ook ruimte die je beslist niet wilt’, schrijft de Amerikaanse voorganger en docent Eugene Peterson (1994, p. 40/41). Zoals die tussen de muur en een kozijn. Door dat gat kan een kille tochtvlaag je huis binnenkomen. Andere ruimte is daarentegen weer gewenst, ja zelfs noodzakelijk, zoals die tussen de polen van een bougie. Daarvoor geldt: geen ruimte ook geen vonk en dat betekent weer dat de brandstof niet ontsteekt en de motor niet gaat lopen. Dat is niet veel anders met geloven: als de vonk niet overspringt zal je kind nooit zelfstandig kunnen geloven. Als ouders hun kinderen niet de gelegenheid geven hun eigen koers te gaan maar hen strak in hun (eigen) spoor proberen te houden, verhinderen ze hun kinderen een eigen, vrije keuze te kunnen maken (Peterson, 1994, p. 27). En het is een kenmerk van geloven dat je die keuze voor geloven alleen zelf kunt maken, mag je het anders geloof noemen? De kleine Samuël moest zelf antwoord geven op de stem van God die hem riep, dat kon zijn pleegvader Eli niet voor hem doen, zelfs al was hij de hogepriester van Israël. Hij kon zijn pleegzoon alleen maar de weg wijzen naar het goede antwoord (1 Samuël 3). Geloofsoverdracht is daarom een zoektocht naar de heilzame ruimte waarin de vonk kan overspringen.

Machteloosheid (slot)

Deze alinea’s zijn niet bedoeld als een mini-cursus geloofsopvoeding, ze zijn ook geen inleiding op een wetenschappelijk verantwoorde, in de praktijk beproefde en inmiddels bewezen opvoedingstechniek en nog minder een soort ‘eerste hulp bij geloofsopvoedings-ongelukken’. Dat zou de verkeerde indruk wekken.

De waarheid is dat je geen echte controle over de geloofsweg van je kind hebt. De missioloog Stefan Paas (2019) wijst erop dat zelfs de Heer Jezus geen controle nam over het geloof van zijn volgelingen (Joh. 6, 67-68). Hij maakt heel duidelijk dat hun eigen keuze cruciaal is. Het hoort bij de aard van het evangelie dat je er, tenminste vanuit menselijk perspectief, zelf voor hoort te kiezen om de Heer Jezus daarin te volgen. ‘Vrezeloze vrijheid’ noemt Paas dat. Zo laat zich de reactie van de Heer ook typeren, als veel volgelingen hem in de steek laten zeg Hij tegen de leerlingen die nog over zijn: “Willen jullie soms ook weggaan?”. Hij legt de keuze opnieuw bij hen. Het evangelie laat zich niet dwingen. Kinderen moeten kunnen kiezen in een sfeer van ontspannen uitnodiging. Biedt hen, net als je Heer doet, ruimte. Jongeren moeten vrij zijn om te kiezen, juist dan kan het evangelie een onontkoombaar verhaal worden.

Jongeren moeten vrij zijn om te kiezen, juist dan kan het evangelie een onontkoombaar verhaal worden.

Je hebt geen controle over de geloofsweg van je kinderen. Je rol in het geloven van je kinderen is veel kleiner dan je zelf vaak bedenkt. Je kunt alleen maar invloed uitoefenen: ten goede en inderdaad ook ten kwade. Maar desondanks gaat het ene kind geloven en het andere niet, terwijl ze uit hetzelfde gezin komen. Geloven is dus iets van een geheim tussen je kind en God, waar je zelf buiten staat. Dat betekent dat je er beter niet hinderlijk tussenin kunt gaan zitten. Besef dat je op dit terrein maar klein en machteloos bent. Daarom hoort het doorgeven van geloof voor alles in je gebeden thuis.

Maar als het dan niet loopt zoals je hoopt en bidt, is dat dan te verdragen?

Over Wieb Dijksterhuis

Predikant met Groningse wortels die sinds 2000 in het midden van land woont, samen met zijn vrouw. Hun vier kinderen wonen inmiddels tussen Ermelo en Hasselt (BE). Van 2006-2016 predikant in NGK de Ontmoeting (Voorthuizen-Barneveld). Vanaf 31 januari 2016 de voorganger van de NGK van Ermelo, een warme gemeente tussen de randmeren en de Veluwse bossen. Zijn roots blijven hoorbaar en merkbaar. Hij kan het niet helpen de wereld 'toch' vanuit een Gronings standpunt te blijven bezien.
Dit bericht is geplaatst in Achtergebleven met de tags , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie