
Er is bijna geen familie of vriendenkring die het niet heeft meegemaakt dat er dierbaren uit hun kerk vertrokken zijn. Soms is dat naar een andere kerk! Dat is niet leuk, maar je kunt er wel mee leven. Je geloof blijft meestal bespreekbaar, al is men de dingen soms anders gaan zien. Maar je mist elkaar wel: je komt elkaar niet meer tegen in de gemeenschap die je eerder samen deelde.
Veel dieper wordt dat gemis wanneer je ook elkaars levensovertuiging niet meer deelt. Dat is niet alleen voor de kerkverlater pijnlijk, maar ook voor hun relaties die achterblijven in de kerk. Immers met die dierbaren vertrekt ook de vanzelfsprekendheid van hun plaats in die gemeente uit hun leven. Een deel van het leven speelt zich nu voor hen -ook privé- buiten die gemeenschap af.
Terwijl de gevolgen van kerkverlating voor de kerkverlaters de laatste jaren meer in beeld komen, is dat nog niet zo voor hen die achterblijven. Het vertrek van hun dierbaren laat niet alleen een gapend gat achter maar voltrekt zich vaak ook in een grote stilte. We praten er in de gemeente bijna niet over. Om allerlei redenen zou dat wel goed zijn. Vandaar dat ik er in 2021 mijn studieverlof aan wijdde. Leidende vraag: wat kan de gemeente betekenen voor de kerkverlater én voor de achterblijvers. Het resultaat van die studie is uitgegroeid tot een klein boekje.
Voor belangstellenden zal ik dit boekje in gedeelten via deze site ter beschikking stellen Het is mijn hoop dat we – in ieder geval in de NGK Ermelo – een leesgroep kunnen vormen die ervaringen met elkaar kan uitwisselen. Wie weet waar dat weer toe kan leiden. Laat wie belangstelling heeft om deel te nemen in een leesgroep dat aan mij via mail of whatsapp melden. We zouden dan afspraken kunnen maken om in het nieuwe kerkelijke seizoen hierover een aantal avonden door te spreken.
Het vertrek van hun dierbaren laat niet alleen een gapend gat achter maar voltrekt zich vaak ook in een grote stilte. We praten er in de gemeente bijna niet over.
Hieronder het voorwoord en de inhoudsopgave, waarin meer over wat je in dit boekje kunt verwachten.
Vooraf
Het aandeel Nederlanders van 15 jaar of ouder dat regelmatig een religieuze dienst bijwoont is ook verder afgenomen. Van de 15‑plussers ging in 2012 nog 17 procent regelmatig naar een dienst, dit is teruggelopen naar 13 procent in 2020.
Een bericht waarvan je er de laatste jaren wel meer leest. Ze dringen niet altijd goed tot je door. Misschien is dat wel omdat je er niet echt aan wilt. Zoals die ouderling die jaren geleden al eens tegen me verzuchtte: “dat we de zaken niet zo somber moeten zien”.
Maar als je het zelf meemaakt in je naaste omgeving dan heb je die mogelijkheid niet, dan moet je de feiten wel onder ogen zien. Dat kost in veel kerkelijke gemeenten nog moeite genoeg. Je hoort nog heel vaak verzuchtingen in de stijl van die ouderling toen. Toch denk ik dat het inmiddels wel tot meeste kerkenraden en hun gemeenten is doorgedrongen, dat geloven voor de jongeren geen vanzelfsprekendheid meer is. Laat staan bij een kerk horen en die bezoeken. Zelfs niet als ze wel geloven. Het heeft lang geduurd voordat we dat wilden zien, maar meer en meer krijgen we het erover. Regelmatig kun je er tegenwoordig ook over lezen. Van de kant van de kerkverlaters in ieder geval.
Maar over een andere groep hebben we het nog maar heel weinig: die van de relaties van de kerkverlaters, die in de kerk achterblijven. Het vertrek van hun dierbaren, laat ik zo hun vertrekkende kinderen, familieleden en vrienden e.d. maar noemen, betekent ook voor hen het vertrek van de kerkelijke vanzelfsprekendheid. Zij blijven verdrietig, verslagen en soms zelfs boos in hun kerk achter en zijn daar doorgaans heel alleen in. Het gaat veel over de oorzaken van kerkverlating, veel minder over de gevolgen ervan. De laatste jaren hoor je iets meer over het trauma dat het kan zijn voor hen die de kerk verlieten, veel minder gaat het over de verwondingen van hen die achterblijven. Ik weet nog hoe verrast ik was toen ik het boek van de inmiddels overleden theoloog Eugene Peterson, ‘Like Dew your Youth’ las. Dit boek ging nu eens niet alleen over de oorzaken maar over de gevolgen, ook voor de relaties van de jongeren die moeite met de kerk hebben, want daar gaat dit boek over.
Achterblijvende gemeenteleden praten niet zoveel over het vertrek van hun dierbaren. Gevoelens van schuld en schaamte zitten in de weg. En de anderen praten er uit verlegenheid maar met niet met hen over: wat moet je zeggen? En van degenen die het wel doen zou je soms wensen dat ze hun goede bedoelingen voor zichzelf gehouden hadden. Een extra reden voor de achterblijvers om het er verder maar helemaal niet meer over te hebben.
Over hun dierbaren gaat het dan ook niet meer in de gemeente. Na een aantal jaren is het alsof ze er nooit geweest zijn. En dan wordt het pas echt stil voor de achterblijvers. Om hen heen dan, in henzelf is het zelfs na jaren soms nog heel onrustig. Het mag dan zo voorkomen dat de vertrekkers uit het hart van hun broers en zussen in de gemeente verdwenen zijn, natuurlijk zijn ze dat niet uit de harten van de achterblijvers.
Tijdens een pastoraal bezoek gaat het er wel eens over, maar niet vanzelfsprekend. Immers de bezoeker vertegenwoordigt de kerk en in de kerk hebben we het er niet over.
We delen zo’n verdriet meestal niet, zelfs al zijn we leden van dezelfde gemeente. En dat heeft meer gevolgen dan ons lief is. Immers, een dergelijk verlies en gemis is een deel van je wezen. In dat deel van je leven ben je niet met de anderen verbonden. Als gevolg daarvan kom je ook losser te staan van de andere gemeenteleden. Je hoort er niet meer zo bij. Ik beleef dat om meer redenen als een gemis.
Dit boekje is strikt genomen ontstaan als het resultaat van een studieverlof in de zomer van 2021, maar het is in de loop van zo’n veertig jaar gegroeid. In die periode heb ik heel wat mensen uit mijn omgeving de gemeenten waar ik lid van was zien verlaten. Het is min of meer gewoon geworden regelmatig iemand te zien vertrekken, en toch went het nooit. Ook niet dat we er met elkaar bijna nooit over kunnen praten op een manier die goed doet. Hieronder een poging om tot een gesprek met de ‘achterblijvers’ te komen. Persoonlijke reacties op, ervaringen vanwege en gedachten over ‘vertrekkers’ volgen elkaar op in de elf hoofdstukjes die volgen. Stuk voor stuk aanleidingen voor een nader gesprek hierover met vertrekkers, lotgenoten, gemeenteleden en ook God.
Voor een gevoelig thema als dit moet je de juiste woorden vinden. Die heb ik lang niet allemaal in huis. Ik heb veel geleend van anderen, die indrukwekkend geschreven en gesproken hebben over allerlei aspecten van kerkverlating en gemis. Vaak verwijs ik naar hen in de tekst. Ik ben hen dankbaar voor alles dat ze me gegeven hebben. Achterin het boekje is een lijst met bronnen opgenomen. Zo kan ieder die dat wil heb hen zelf raadplegen.
Wat zou het mooi zijn als veel vertrekkers weer in beeld komen bij hun voormalige gemeenten, omdat we er in slagen over hen te spreken met wie er van hun relaties nog lid zijn van die gemeenten, de achterblijvers. Ook voor hun dierbaren zou het een enorm verschil zijn als ze met hun verdriet in het hart van de gemeente kunnen staan. En voor wie in beeld is, ga je vanzelfsprekend ook weer bidden. En dat is grote winst.
Het is mijn hoop dat deze woorden het begin van gesprekken in de gemeenten van de achterblijvers zijn. Dat die hun gemis kunnen delen, ervaringen kunnen uitwisselen, wijsheid kunnen vinden en -niet onbelangrijk- broers en zussen in de gemeente vinden met wie zij samen kunnen bidden en troost vinden. Dat zou een mooi gevolg van zulke gesprekken zijn.
Wil je hierover praten, laat het me dan weten!