Kijk!

Mijn schoonmoeder was gek op postzegels. Voor ons was een postzegel niet meer dan de frankering van je brief. Alleen heel soms viel die op, sommige buitenlanden hadden van die schaamteloos grote zegels in geweldige kleuren. De meesten waren klein, een beetje vaag met een lelijke stempel er dwars doorheen.

Mijn schoonmoeder was het daar niet mee eens. Zij vond heel veel postzegels de moeite waard om goed te bekijken (de stempels trouwens ook). En dan pakte ze de loep die je hier op de foto ziet en bekeek ze postzegel voor postzegel heel geduldig met de grootste nauwkeurigheid: zijn alle tandjes nog heel en zit er een ‘plaatfout’ in. Ja want een postzegel was niet alleen bijzonder wanneer die heel zeldzaam was, maar ook als het een misdruk was, beter gezegd als er een plaatfout op te zien was. Want voor een filatelist (een duur woord voor een serieuze postzegelverzamelaar) was een plaatfout nooit een misdruk. Die maakte in tegendeel de postzegel juist een bijzonderheid.
Voor mijn schoonmoeder was postzegelverzamelen zo’n serieuze zaak, dat ze er boven zelfs een apart kamertje voor had. Daar stond een grote kast vol albums en een bureau met daarop vastgeschroefd een speciale loep met interne verlichting.

Maar regelmatig kon je haar beneden aan de keukentafel zien zitten, naast een stapel postzegelencyclopedieën, zachtjes binnensmonds mompelend postzegels kijken. Zo nu en dan klonk er een verrast geneurie of een teleurgesteld gehum. Wij lieten haar dan maar een beetje begaan, zonder te begrijpen wat ze er aan vond.
Tot die dag dat ze tegen me zei: “moet je nou toch eens lijken!” Ik zag twee dezelfde postzegels. Maar volgens mijn schoonmoeder waren ze niet hetzelfde. Ze liet me meekijken door de loep: toen zag ik dat het trappetje op de ene postzegel drie treden en die op de andere maar twee had. Welke de foute was, weet ik niet meer, maar duidelijk was dat er verschil in zat en dat in een serie afdrukken een fout geslopen was. Mijn schoonmoeder kon wildenthousiast van zo’n ontdekking worden.

Met postzegels en mij is het nooit wat geworden. Maar ik heb wel van mijn schoonmoeder geleerd dat als je iets meer van iets weet en het geduld opbrengt goed te kijken dat er dan nogal wat meer te zien is dan je eerst gedacht had.

In Johannes 3: 1-21 gaat het ook over zien. Enkelen zien het koninkrijk van God, de meesten niet. En die het wel zien hebben soms helemaal niet in de gaten hoe bijzonder dat eigenlijk is. Omgekeerd hebben mensen die het allemaal heel goed denken te zien, het belangrijkste soms over het hoofd gezien.

Is bij het Koninkrijk van God horen net zoals iets als postzegels verzamelen? D.w.z. als je er maar genoeg van weet (en dus bereid bent daar moeite voor te doen) en het geduld opbrengt goed te kijken dan zul je het Koninkrijk van God wel kunnen zien! Of hangt dat helemaal niet van onze inspanning af? Maar waarvan dan wel? Moet je er een speciale aanleg voor hebben?

Kun je leren het koninkrijk van God te onderscheiden? Of is dat pure mazzel?

De dienst is terug te zien via deze link.

Over Wieb Dijksterhuis

Predikant met Groningse wortels die sinds 2000 in het midden van land woont, samen met zijn vrouw. Hun vier kinderen wonen inmiddels tussen Ermelo en Hasselt (BE). Van 2006-2016 predikant in NGK de Ontmoeting (Voorthuizen-Barneveld). Vanaf 31 januari 2016 de voorganger van de NGK van Ermelo, een warme gemeente tussen de randmeren en de Veluwse bossen. Zijn roots blijven hoorbaar en merkbaar. Hij kan het niet helpen de wereld 'toch' vanuit een Gronings standpunt te blijven bezien.
Dit bericht is geplaatst in Preken. Bookmark de permalink.

Geef een reactie