Nieuw?

Zo nu en dan moet ik even op de dijk staan. Met mijn neus in de wind en mijn blik op oneindig. Heerlijk, frisse lucht en vergezichten niet gehinderd door gebouwen of bomen. Alleen de streep van de horizon in de verte met daarboven witte wolken als hoge bergen. Vér kijken en je van alles achter die horizon voorstellen. Vroeger voelde ik dan het verlangen opkomen om voorbij die horizon te reizen en het onbekende daarachter te ontdekken: een hele nieuwe, nog ongerepte, wereld. Voor een geboren Groninger is dat het landschap van zijn jeugd.

Uit ervaring weet ik inmiddels hoe het er achter die horizon waarschijnlijk uitziet. Het zal op de één of andere manier lijken op het landschap dat ik al ken, het landschap dat achter me ligt.

Het stuk ‘Verlangen naar een nieuwe kerk’ dat de Regiegroep ons toestuurde heeft iets van op de dijk staan en onbelemmerd naar de horizon kijken naar een blanco, nog in te vullen, toekomst. Je stelt je er van alles bij voor. Maar hoe nieuw is het nu werkelijk? Je ziet vertrouwde contouren: de Heer, het Woord, de gevarieerde gemeenschap van broeders en zusters, de samenleving en -heel ver weg- ook nog andere kerkgenootschappen.

Een ‘nieuwe kerk bedenken’, zoals in het stuk staat, ja zelfs de ‘ideale kerk’ bedenken geeft de indruk dat we helemaal opnieuw beginnen, maar dat is toch niet zo? Het kan niet anders dan dat onze ervaringen die we tot nog toe met ons kerk-zijn gehad hebben ons beeld van de toekomst mee inkleuren.

Dat wordt nog eens sterker omdat we al een verleden met elkaar hebben, zoals Robert Roth ook al opmerkte. Een verleden waarin we elkaar kwijt raakten en los van elkaar verder reisden. Een verleden waaruit we ook van alles meenemen de toekomst in.

Het is moeilijk om blanco over onze toekomst na te denken. Die drempel is me net een beetje te hoog. De kans is groot dat je oude vertrouwde kerk een grote rol gaat spelen in je gedachten over ‘die heel nieuwe’. Wat je waardeert zul je ook graag terug willen zien in het nieuwe ontwerp. Wat je niet als goed ervaren hebt zul je het liefst niet meer willen meenemen de toekomst in. Welke rol speelt wie we nu zijn, onze identiteit nu, in het denkproces over onze toekomst als kerk? Het is m.i. niet zo zeer onze opdracht om een nieuwe kerk te bedenken. Het is wellicht beter om na te denken over wie we zijn, hoe we verder gaan als kerken en waar we graag naartoe willen groeien.

Om eens een voorbeeld te geven wat betreft de invulling van het veelkleurig gemeente-zijn in de nabije toekomst: de persoonlijke manier van omgaan met elkaar, die ik heb leren kennen binnen de Nederlands Gereformeerde Kerken, zou ik graag meenemen de toekomst in. Dit betekent dat in de praktijk kerkelijke afspraken de persoon dienen en niet andersom.

De Nederlands Gereformeerde Kerken van nu hebben soms wat rebelse trekjes. Dit is echter, in mijn ogen, eerder het gevolg van slechte ervaringen met van bovenaf opgelegd gezag in het verleden dan van eigenzinnigheid. Dus heeft men deze persoonlijke benadering tot in de kerkelijke regelgeving vastgelegd: welke procedure er ook loopt, altijd moet het ook tot een gesprek met de persoon in kwestie komen (vgl. AKS art. 30). Deze persoonlijke omgang met elkaar is een typerende eigenschap in heel het Nederlands Gereformeerde kerk-zijn. In alles probeert men het zicht op de afzonderlijke persoon niet te verliezen. Dat is naar mijn mening meer dan nestgeur, een visie op kerk-zijn: de gemeenschap mag nooit in een collectief veranderen daarvoor is de afzonderlijke persoon te waardevol in Gods ogen. Dit geeft een zekere ruimte in de omgang met elkaar. In mijn ervaring vinden leden afkomstig uit allerlei kerkelijke tradities dan ook gemakkelijk onderdak binnen de NGK.

Het was anders in de kerkelijke traditie waarbinnen ik geboren en gevormd ben: de GKv. Goed en soms bewonderingswaardig georganiseerd; ik zie dat nu nog beter dan eerder. Maar niet zelden raakten personen zoek in kerkelijke procedures en regelgeving. Persoonlijke omstandigheden speelden dan nauwelijks een rol in het verloop van die procedures. Mocht dat in de praktijk nog zo zijn, dan neem ik dat liever niet mee de toekomst in.

Dat persoonlijke binnen de NGK wordt op alle niveaus zichtbaar, ook in de kerkelijke vergaderingen. Om een voorbeeld te geven: op een GKv-classisvergadering zou men in het geval van een kerkelijk examen niet snel naar de voorlezing van een attest vragen. Eenvoudig omdat dit destijds voorgedrukte formulieren waren, waar iedereen de inhoud al van kende. Er was in die zin niets persoonlijks aan een attest, behalve dan dat het op naam gesteld was.

Op een NGK-regio vraagt men rustig naar de voorlezing van een attest. De eerste keer dat ik dat meemaakte schrok ik: ‘ze zijn hier nog formeler dan op een GKv-classis’, dacht ik. Niets was minder waar! Dit attest bleek een persoonlijk, door de beroepende kerk, opgestelde brief te zijn waarin men beschreef wat hen bewogen had bij de keuze en beroeping van hun kandidaat-predikant. Het ontroerde me toen om zo’n getuigenis te horen voorlezen: gemeente en persoon kwamen beide in hun eigenheid in beeld. ‘Zo horen we met elkaar om te gaan’, dacht ik toen.

Mijn voorstel is dan ook om het stuk ‘Verlangen naar een nieuwe kerk’ niet zozeer te gebruiken als aanzet tot een denkoefening over een nieuwe kerk, maar eerder als basis voor een gesprek tussen kerken en kerkleden Een gesprek dat begint met de vraag: wat nemen we graag mee van ons kerk-zijn, zoals we dat al kennen, naar de toekomst en wat laten we liever achter ons. Met als extra vraag: wat hebben we nu eigenlijk nog niet of veel te weinig in beeld?

Want het is heerlijk om op de dijk naar de horizon te staren en eens onbelemmerd over de toekomst na te denken, maar je kunt het pas echt waarderen vanuit de ervaringen die je al hebt.

Over Wieb Dijksterhuis

Predikant met Groningse wortels die sinds 2000 in het midden van land woont, samen met zijn vrouw. Hun vier kinderen wonen inmiddels tussen Ermelo en Hasselt (BE). Van 2006-2016 predikant in NGK de Ontmoeting (Voorthuizen-Barneveld). Vanaf 31 januari 2016 de voorganger van de NGK van Ermelo, een warme gemeente tussen de randmeren en de Veluwse bossen. Zijn roots blijven hoorbaar en merkbaar. Hij kan het niet helpen de wereld 'toch' vanuit een Gronings standpunt te blijven bezien.
Dit bericht is geplaatst in NGK Ermelo. Bookmark de permalink.

Geef een reactie