Grensgangers: ‘Geloof: inhoud en ervaring’ (2)

GrensgangersEen maand geleden heb ik als uitvloeisel van mijn studieverlof een beeld geschilderd van opgroeien in de kerk vroeger en nu. Een tweeluik waarop te zien valt dat onze leefwereld in een periode van vijftig jaar tijd sterk veranderd is. Groeide je toen meestal op in een context waar geloven redelijk gewoon was voor mensen binnen en buiten de kerk en ‘dus vanzelfsprekend’, op dit moment kun je dat beslist niet zo zeggen. In een land waar minder dan de helft van de mensen zich nog gelovig noemt, is er niets vanzelfsprekends aan geloven, laat staan aan naar de kerk gaan. Integendeel, veel mensen vinden geloven maar vreemd. Als gelovige ben je een uitzondering geworden.
Dat heeft grote consequenties voor de kinderen van de gelovigen, zij worden in een heel andere omgeving groot. Past onze wijze van gemeente-zijn hier nog bij?

Jaren geleden kregen mensen uit het kerkverband waar ik toen bij hoorde contact met een evangelist uit Oostenrijk. Hij was gereformeerd geworden en probeerde ook anderen te winnen voor deze geloofstraditie. In een land waarin christenen hoofdzakelijk rooms-katholiek zijn, was hij een uitzondering. Hij zocht en vond steun in het protestantse Nederland.
Na verloop van tijd kwam hij op bezoek in ons land bij zijn vrijgemaakt gereformeerde achterban. Die liet hem met een zekere trots zien wat zij inmiddels allemaal in huis hadden. Ze bezochten de Gereformeerde Politieke Partij in het Tweede Kamergebouw, gingen langs bij de redactie van de Gereformeerde Krant en kwamen uiteindelijk terecht bij de aan de eigen kerken verbonden Theologische Universiteit.
Het verhaal wil dat een van zijn begeleiders hem -toch wel trots op al deze gereformeerde weelde- vroeg wat hij hier nu van vond. De evangelist zweeg een tijdje en zei toen: “het is alsof jullie me hebben meegenomen naar een modern vliegveld om een van de nieuwste vliegtuigmodellen te bewonderen. Dat ziet inderdaad prachtig uit. In en om het vliegtuig is het een drukte van belang: schoonmakers, technici en mensen van het cabinepersoneel lopen het toestel in en uit.” “Alleen”, zei hij, “na een tijdje begin je je af te vragen ‘wanneer stijgt dit toestel nou eens op?’”

Waar ik dit verhaal vandaan heb weet ik niet meer en ook niet of het op waarheid berust. Wel vind ik het een prachtig verhaal dat wat mij betreft mijn gereformeerde jeugd heel goed tekent. Heel veel op geloofsgebied was toen theorie. We leerden wat af: ‘Namen en feiten’ op de lagere school, hele bijbelgedeelten uit ons hoofd ter gelegenheid van Kerst en zo, lange rijen jaartallen en feiten uit de ‘gereformeerde kerkgeschiedenis’ en niet te vergeten alle zondagen van de Heidelbergse Catechismus. Veel preken in de kerk waren ook wel zo: lange verhandelingen waarin werd uitgelegd wat er in de Bijbel staat en wat het betekent. Ik heb in mijn jeugd heel veel geleerd. Natuurlijk had je toen ook jongeren die minder gemakkelijk leerden, maar ook zij moesten dit allemaal proberen te leren. Dat was soms niet gemakkelijk voor hen.
Wij werden goed voorbereid op een gelovig leven: d.w.z. helemaal volgetankt met geloofskennis. Maar of al dat geleerde bij ons nu ook functioneerde? Ik maakte toen bijna niet mee dat iemand me liet zien hoe geloven in de praktijk werkt. Ook vrijwel niemand die je liet zien hoe hij dagelijks voor zichzelf uit de bijbel las en hoe hij dat volhield of hoe je over je geloof kon praten met niet gelovigen. Er werd je vaak verteld wat je moest doen en ook wel veel voor je gedaan, maar weinig met je gedaan. Als ik erover nadenk was er vroeger na mijn kindertijd afgezien van thuis niemand die persoonlijk met mij bad.

Eigenlijk gek dat als je opgroeit in een christelijke gemeenschap, je in de praktijk zo weinig samen met de anderen samen gelooft. Dat maakte ik pas later mee en dat liet altijd diepe indruk bij me achter, want dan kon je zien én ervaren hoe geloven in de praktijk werkt. En daar had ik wel behoefte aan.Natuurlijk waren er-misschien wel juist in onze traditie- altijd mensen actief in allerlei organisaties, maar dat vond lang niet altijd zijn weg naar het dagelijkse geloofsleven van iedereen. Het was a.h.w. uitbesteed aan een aantal mensen ‘aan het front’.

Daar komt nog eens bij dat in onze gereformeerde traditie van oorsprong maar weinig te ervaren is. Het is een traditie van het hoofd, maar veel minder van het hart en de handen. Soms krijg je de indruk dat de beeldenstorm in de tijd van de Reformatie tot principe verheven is. Alsof álle beelden gevaarlijk voor geloven zijn en een invalspoort voor afgoderij. Hoewel er inmiddels heel wat meer aandacht voor ervaring is, kun je in onze traditie nog altijd een behoorlijk wantrouwen tegenkomen als het om beelden, rituelen en ervaring gaat.
Die nadruk op het denken betekent wel dat mensen bij wie de nadruk niet zo op denken, schrijven en lezen ligt, een behoorlijke kans lopen in onze gereformeerde traditie ook niet zoveel van geloven mee te krijgen. Zolang geloven in de samenleving nog redelijk gewoon was, kregen zij daarvandaan nog wel het gevoel dat geloven in ieder geval gewoon was, maar nu dat ook is weggevallen vind je in de samenleving geen steun meer, integendeel.
En sinds ook voor de denkers ervaren en zien belangrijker is geworden, is daar voor hen weliswaar een grotere behoefte aan, maar in onze gemeente nog weinig gelegenheid waar ze dit ook kunnen ervaren.

Het is voor jongeren tegenwoordig denk ik heel belangrijk om geloof in de praktijk te zien. Zich daarop -temidden van al het andere- te kunnen oriënteren en betrokken te raken bij het praktische geloof van elke dag van andere gemeenteleden. Alleen al om ervaring op te doen naast al het andere dat er in onze samenleving te zien en te ervaren is. Maar kunnen wij nu zeggen dat zij in onze kerkdiensten en in onze gemeenteactiviteiten, van het koffiedrinken na de dienst tot wat we in de week doen, die ervaring van geloven in de praktijk ook op kunnen doen en zo van ons voorbeeld kunnen leren en mee kunnen lopen in ons spoor? Waar kunnen zij, laat ik ook maar zeggen: waar kunnen wij, samen met de anderen eigenlijk in de praktijk leren geloven?

Over Wieb Dijksterhuis

Predikant met Groningse wortels die sinds 2000 in het midden van land woont, samen met zijn vrouw. Hun vier kinderen wonen inmiddels tussen Ermelo en Hasselt (BE). Van 2006-2016 predikant in NGK de Ontmoeting (Voorthuizen-Barneveld). Vanaf 31 januari 2016 de voorganger van de NGK van Ermelo, een warme gemeente tussen de randmeren en de Veluwse bossen. Zijn roots blijven hoorbaar en merkbaar. Hij kan het niet helpen de wereld 'toch' vanuit een Gronings standpunt te blijven bezien.
Dit bericht is geplaatst in NGK Ermelo. Bookmark de permalink.

1 Reactie naar Grensgangers: ‘Geloof: inhoud en ervaring’ (2)

  1. Evert schreef:

    Ik snap je punt.
    Alleen: als je mag opgroeien in een gezin dat uit de ‘traditie’ komt, dan zie je dat de geloofsopvoeding al begint bij zo’n heel kleine baby. Avondgebedje zingen, waar ze helemaal niets van snappen, het lezen aan tafel wanneer begin je daar iets van te snappen op welke leeftijd?
    En toch groei je erin en er door. Zou het niet net zo zijn als moedermelk, brood zonder korstjes, pap, een hele boterham ze weten niet wat ze eten, maar ze groeien er wel van.
    Dat de brs en zsn vroeger een grote drempel zagen bij de ‘ervaringen’ die ze niet over konden komen was eigenlijk ook wel begrijpelijk.
    “Ik kan niet tippen aan die en die omdat hij of zij zo gevoelsmatig kan reageren op gebeurtenissen uit zijn leven. Hij is werkelijk een geloofsheld als ik hem zo hoor (s)preken. Tot tranen toe geroerd.
    Jezus heeft mij zeker nog niet aangeraakt, ben ik dan wel bekeerd?”
    En dan: in onze kindertijd was de opvoeding ook gewoon anders. Over sommige dingen sprak je niet (seksualiteit), je zag je ouders nooit in ondergoed. Dat was die tijd.
    Onze opvoedtijd naar onze kinderen is alweer veel meer open.
    Is bij dit alles eigenlijk niet het enige dat er toe doet: hou je van de Here Jezus, dan zien je kinderen dat ook en dan leren ze dat dat normaal is. Maar is je geloof alleen een vasthouden aan regels om de regels omdat ‘t zo altijd is geweest, dan is het een dood geloof.
    En als je van de Here Jezus houdt, dan volgen toch de daden?

Geef een reactie