6. Schakel

Als je elkaar niet meer in de kerk tegenkomt, kun je van elkaar vervreemden. De ene keuze werkt door in allerlei andere keuzen. Daardoor kun je recht tegenover elkaar komen te staan in mening, levensstijl, politieke standpunten e.d. Soms is dat verrijkend, maar het is ook niet zelden pijnlijk. Je begrijpt elkaar niet meer en op dat punt deel je het leven niet langer. Dat kan heel veel van je vragen. Zoveel, dat je de aandrang gaat voelen om elkaar maar uit de weg te gaan. In dit hoofdstuk aandacht voor de blijvende betekenis van verbinding.

George Pagan III on Unsplash

Sommige Joodse families organiseren een begrafenisritueel voor een dochter of zoon die met een ‘goj’, een niet-Jood, is getrouwd. De boodschap is duidelijk: door dit te doen heeft het kind de band met de familie verbroken en nu verbreekt de familie op haar beurt het contact met het kind. Het is voor hen als ‘dood en begraven’ (Peterson, 1994, p. 107).

Je kind doodverklaren omdat het uit de traditie is gestapt. Dat is een huiveringwekkende consequentie die een familie aan de keuze van hun kind kan verbinden. Zo’n oordeel is absoluut en onherroepelijk. Het Nederlands kent de spreuk: ‘zolang er leven is er hoop’. Die had wat mij betreft best in het boek Spreuken mogen staan, omdat ze de uitdrukking is van een heel bijbelse gedachte. Immers: God blijft trouw, zelfs al zijn wij Hem ontrouw (2 Tim. 2:13). Veel kerkdiensten beginnen we met een zegengroet gebaseerd op een bede uit Psalm 138: ‘dat Hij niet loslaat het werk van zijn handen’ (vs. 8). Ja, zolang er leven is mag je hopen. Onze God is niet genadeloos. Door de geschiedenis heen leer je Hem, integendeel, kennen als de God die steeds weer tot genade bereid is.

‘zolang er leven is er hoop’


Toch kan ik me verhalen herinneren dat gezinnen in de gereformeerde traditie zo ongeveer dezelfde consequentie verbonden aan bijvoorbeeld de kerkkeuze van hun kinderen: het contact werd resoluut en absoluut verbroken. Het zegt iets over de ernst waarmee die ouders met het kerklidmaatschap omgaan.
Er zit misschien ook iets van gehoorzaamheid in deze keuze, zegt Jezus zelf niet: “Weigert hij naar de gemeente te luisteren, behandel hem dan zoals je een heiden of een tollenaar behandeld” (Mat. 18:17). In het ‘Formulier voor de openbare kerkelijke tucht’ van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) wordt dat uitgelegd als: “geen nauwe banden te onderhouden of aan te gaan”. Zo staat het ook geformuleerd in andere tuchtformulieren. Ik vraag me af of dit er mee bedoeld is als je bedenkt dat de Heer Jezus voortdurend in de kringen van heidenen en tollenaars te vinden was. Maar Hij bleef in die kringen wel wie Hij was, had het openlijk over goed en kwaad en sprak het gezelschap waarin Hij verbleef daar ook op aan. Op den duur was dat zo algemeen bekend dat alleen zijn aanwezigheid hen al herinnerde aan de normen en waarden van het volk van God. De tollenaar Zacheüs kwam spontaan tot inkeer toen Jezus contact met Hem zocht (Luk 19:18). Daarom, wel contact aangaan maar blijven wie je bent en niet de band met God doorsnijden in je contacten met anderen. Immers de genade van God moet je evenzeer ernstig nemen en weerspiegelen.

Trouwens, verbreken wij als gemeente niet in feite het contact, wanneer we, nadat een lid van de gemeente de kerk verlaten heeft, het laten bij een afkondiging en een mutatie in de ledenlijst en de kwestie dan als afgedaan beschouwen? Als God zijn hand uitgestrekt houdt, mag je dat van ons toch ook verwachten! Ik moet denken aan de vader in de gelijkenis die verlangend uitkijkt naar de terugkeer van zijn zoon, die als hij thuis komt zijn jongste zoon verwelkomt in zijn huis, ’want hij was verloren en is terecht’ (Luk. 15:32) en er bij zijn oudste zoon op aandringt om ook mee te komen feestvieren: “want je broer was dood en is weer tot leven gekomen.”

De schakel met God.

Als ouders en andere familieleden ben je, voor je kinderen die vertrokken zijn, een overgebleven schakel met de kerk. Mogelijk zelfs de laatste schakel die er nog ligt. Misschien ben je zelfs wel de laatste verbinding tussen je kind en God. In dat feit kun je een nieuwe, van je Heer gekregen, taak zien.

…zo mogen we de puber als een gift van God aan de ouders van middelbare leeftijd beschouwen

Zijn we het afwijkende gedrag van kinderen die op gespannen voet met de kerk brengt niet teveel als abnormaal gedrag gaan zien? Immers, de puberteit is toch per definitie slecht aangepast zijn (Peterson, 1994)? Het is in feite de geboorte van een volwassene. De puberteit is de tijd dat we onszelf worden (p. 11). Zonder te willen generaliseren: zijn het toch de jongeren in de puberteit die zich losmaken van hun ouders. Ze beproeven alles wat ze van huis uit hebben meegekregen. In die zin zijn het idealisten en moralisten tegelijk. Met name hun ouders worden geconfronteerd met hun eigen onderwijs of worden de maat genomen met hun eigen normen en waarden (p. 63).

Je zou dit zich losmaken van jongeren en de gevolgen die dat voor hun ouders heeft ook anders kunnen zien. Net zoals we kinderen als een gift van God aan jonge ouders beschouwen, zo mogen we de puber als een gift van God aan de ouders van middelbare leeftijd beschouwen. De puber maakt zich los in onze, volwassen, levens net op het moment dat wij denken dat ons leven nu wel in balans is. Onze idealen hebben we enigszins aangepast aan de praktijk en dikwijls zijn we zelfs een beetje cynisch geworden. De ervaringen hebben ons nu wel geleerd wat je van het leven mag verwachten. Net op dát moment, brengen je eigen pubers je weer uit evenwicht. Tegelijk met de geboorte van de puber als beginnende volwassene, maken de ouders op middelbare leeftijd een wedergeboorte als gelovigen op leeftijd mee (ibid., p.3). In dat licht ziet, wat er gebeurt, er heel anders uit: je bent ruw wakker geschud uit een wellicht wat ingeslapen geloofsleven voor een nieuwe opdracht. Een opdracht waardoor je Heer je zelf ook nog weer wil laten groeien in je eigen geloof.

Dit is een opdracht voor gevorderde gelovigen. Het spreekt niet vanzelf hoe je op je opgroeiende jongeren moet reageren. De invloed van de heersende cultuur op met name jongeren, die als aspirant-volwassenen op weg zijn zich te vestigen in de samenleving, is groot. Kerkgangers, ook de jongeren, zijn de bewoners van verschillende werelden. Vooral voor jongeren die zich nog echt moeten vestigen, is het moeilijk om daarin verantwoorde keuzen te maken (Van der Kooi & Ter Horst, 2009, p. 172). De toekomst dringt bij jongvolwassenen aan alle kanten hun leven binnen. Er zijn veel mogelijkheden om uit te kiezen en deze confrontatie met de toekomst gaat daarom gepaard met een gevoel van hulpeloosheid (Petersen 1994, p. 72). Hen toch ruimte geven om die keuzen te kunnen maken, is daarbij van wezenlijk belang (zie H.1), maar ook om hen daarin te steunen. Kinderen kunnen in dat proces ver van je verwijderd raken en ontzettend de fout ingaan.


Hoe moet je daar dan op reageren? Het is goed bij voorbaat met deze mogelijkheid rekening te houden en daar ook al van tevoren over na te denken. Stel je maar voor wat een gepaste reactie zou kunnen zijn in zo’n geval.
Gedogen lijkt me niet de juiste reactie, daarmee maak je de ruimte te groot en heb je hen niets meer te zeggen. Ouders gaan soms heel ver om het contact met hun kinderen niet te verliezen. Je ziet soms zelfs dat ze blinde volgelingen van hun kinderen worden (Van der Kooi & Ter Horst, 2009, p. 38). Maar daarmee is het geloof per definitie opgehouden te bestaan als gespreksonderwerp. Als geloven nog iets voor je zelf betekent heb je dan nog wel contact, maar heb je de hoop feitelijki al opgegeven. Kan God je in dat contact nog gebruiken?
Daartegenover is hard en onherroepelijk veroordelen ook zonder hoop. Het contact houdt ook dan op te bestaan. Je oordeel komt veel te vroeg, immers: zolang er leven is, is er hoop.

‘er is een hele gemeente nodig om een kind van gelovigen op te voeden’.

Er moet ruimte voor vergeving blijven bij je. Niet als het precieze midden tussen gedogen en veroordelen maar in een zoektocht om te begrijpen wat God door ons heen voor hen wil doen in Jezus Christus (Petersen, 1994, p. 107).

Dit genuanceerde en voorzichtige reageren is niet eenvoudig. In dit soort situaties is je emotie van schrik en ontzetting er vaak eerder dan wijs beraad. Ja, dit is echt geloven voor gevorderden. In dat proces je waardigheid als opvoeder te bewaren, je emotie zonder stemverheffing te laten zien (Peterson, 1994, p. 40), in staat te zijn ook dan het gesprek aan te gaan, vraagt volwassenheid in Christus (Efe. 4). En ook de daadwerkelijke steun van je broeders en zusters in Christus. ‘It takes a whole village to raise a child’ is naar verluid een spreekwoord van Afrikaanse herkomst: ‘er is een heel dorp voor nodig om je kind op te voeden’. Naar analogie daarvan zou je voor de kinderen van gelovigen kunnen zeggen: ‘er is een hele gemeente nodig om een kind van gelovigen op te voeden’.

Contact?

Helemaal moeilijk wordt het wanneer je kind zegt: ‘Als je er nu nog een keer over begint, kom ik niet meer thuis!’ Vaak zijn daar al heel wat ongemakkelijke momenten aan vooraf gegaan. Je praat wel met elkaar, maar je bereikt elkaar niet. Intussen ontstaat er een hoop irritatie: jouw drive botst op de onwil en het ongemak van je kind.
Het is belangrijk om verbinding te houden. Maar als die band er niet meer in het geloof is, dan moet je echt op zoek naar een ander onderwerp. Een thema dat niet zo belast is. Iets dat je met elkaar deelt, dat verbinding geeft. Wie weet, dat je via dit thema uiteindelijk toch weer aan de praat raakt over geloven.
En als je niet meer over je geloof kunt praten, laat dan maar zíen wat God in je leven doet; daar zijn niet altijd woorden voor nodig  (Bijl, 2018, p. 15). Jouw aanwezigheid herinnert hen op deze manier zonder woorden aan God. Je blijft de schakel met God en het is m.i. ook je taak om die verbinding heel te houden. Soms kun je alleen nog bidden. Hoewel, alléén?

Moeilijk is dat wel. Het zal nogal eens voorkomen dat van jou gevraagd wordt je grenzen te verleggen. Helemaal als je ongewild getuige wordt van een levensstijl waar je liever helemaal niets van had geweten. Daar kun je je heel akelig bij voelen en de verleiding kan groot zijn om je dan maar terug te trekken of om maar niet op een uitnodiging in te gaan, dan hoef je het allemaal niet te mee te maken. Misschien kun je dat een keer doen, omdat je ergens echt niet aan mee kunt doen, omdat je op deze manier voor God , jezelf en je kind ongeloofwaardig zou worden. Maar je kunt het je denk ik meestal niet verantwoorden je definitief terug te trekken uit de relatie. Jij bent de schakel, wat er ook gebeurt! Meer dan dat: je bent blijvend in liefde verbonden. Dat is niet alleen een emotie, maar ook je opdracht. Dat betekent dat je door je terug te trekken uit het contact de verkeerde boodschap afgeeft.

Dat kan enorm veel spanning geven. Hoe houd je dit in Gods naam vol?

Over Wieb Dijksterhuis

Predikant met Groningse wortels die sinds 2000 in het midden van land woont, samen met zijn vrouw. Hun vier kinderen wonen inmiddels tussen Ermelo en Hasselt (BE). Van 2006-2016 predikant in NGK de Ontmoeting (Voorthuizen-Barneveld). Vanaf 31 januari 2016 de voorganger van de NGK van Ermelo, een warme gemeente tussen de randmeren en de Veluwse bossen. Zijn roots blijven hoorbaar en merkbaar. Hij kan het niet helpen de wereld 'toch' vanuit een Gronings standpunt te blijven bezien.
Dit bericht is geplaatst in Achtergebleven. Bookmark de permalink.

Geef een reactie