Bij het sporten werkt je handicap in het voordeel.
De uitslag wordt mede bepaald door je eigenaardigheden zoals je gewicht of je vaardigheid.
Ondanks je handicap kun je zo toch meedoen voor de punten.
Dat gaat helemaal op voor de gehandicaptensport.
Zo krijgt dat onvriendelijke woord ‘handicap’ toch een gunnende toon.
Voor het Koninkrijk van God werkt je handicap in het nadeel.
Daar heeft het woord de betekenis die het ook heeft in het dagelijkse leven.
Je handicap is een belemmering om ergens naar binnen te kunnen, bijvoorbeeld.
De man in de rolstoel staat hulpeloos voor de grote, natuurstenen, trap van het gemeentehuis.
Als er geen lift is, kan hij gewoon niet naar binnen.
Zijn handicap laat het niet toe.
Ook als het om het Koninkrijk gaat, ligt dat heel absoluut.
In het dagelijkse leven zouden goede vrienden en vriendinnen je nog kunnen helpen door je met rolstoel en al over de trap naar boven te tillen.
In het Koninkrijk is dat onmogelijk.
Daar kun je niet met je vrienden meeliften naar binnen.
Je komt er eenvoudigweg niet in: je handicap maakt het onmogelijk.
De vraag waarmee je in deze dienst wordt geconfronteerd is:
‘Wat is voor jou een handicap om het Koninkrijk binnen te gaan.
Of, wat zou er een kunnen worden?’
Dat is een levensbelangrijke vraag.
En toch, God zou God niet zijn als het uiteindelijke antwoord niet toch weer een verrassing is.
Je kunt de preek hier lezen, of hier beluisteren of de dienst hier bekijken (tekstlezing en preek vanaf 28:20)