9. Steun!

Kees Kraayenoord mist de verbolgenheid over het vertrek van zoveel jongeren uit de kerkelijke gemeenten. Volgens mij ziet hij dat niet goed, er is veel verdriet over het vertrek van iedereen die de kerk verlaat. Maar gek genoeg lijken kerkelijke gemeenten het vertrek van hun leden nogal gelaten te ondergaan. Daar zit een element van waarheid in: de ontkerkelijking is niet te stoppen door voor een andere vorm van kerk-zijn te kiezen. Dat zal sommigen helpen, maar de meeste kerkverlaters gaan niet naar Mozaïek of welke moderne megakerk dan ook. Het zijn juist de actieve kerkleden die daarheen verhuizen. Het probleem van kerkverlating zit dieper dan ontevredenheid over de vormen.
Toch lijkt het wel alsof we de leden die onze kerken verlaten zo snel mogelijk willen vergeten. Je krijgt soms de indruk dat een nette ledenadministratie ons meer bezighoudt dan de leden waarom het gaat. Dat kan onmogelijk de bedoeling zijn. We kunnen veel meer doen om zowel de achterblijvers als de kerkverlaters te steunen. In deze aflevering een aantal ideeën over wat er beter kan.

Photo by Neil Thomas on Unsplash

Het draait om jonge mensen, vertelt Jozef: “Ze zijn allemaal van de kerk los, maar hier wel lid geweest. Als kerk is er geen contact meer. Dus heb ik samen met een maat van mij bedacht wat wij kunnen doen. Wij kennen ze van vroeger. En wij willen die band onderhouden. Dus vragen we ze individueel elk half jaar te komen eten en eens bij te praten. En we appen af en toe of bellen, als iemand jarig is of geslaagd. Ze willen gezien worden, niet als groep, maar als zichzelf. Dat is zo belangrijk als je opgroeit, dat je gezien bent en geliefd.”
We vragen of ze jeugdouderling zijn of dit als werkgroepje doen. “Nee”, zegt Jozef, “absoluut niet! Misschien dat wij wel een draadje zijn naar hun vroegere kerk, maar we zijn geen vertegenwoordigers van die kerk. Juist niet! Want zodra ze denken dat we het doen omdat het moet, dan is het contact voorbij. Wij doen het omdat we het willen. En we stoppen ook niet als onze termijn voorbij is. Wat we willen is met elk van hen optrekken. En iets laten zien van trouw en liefde. Hoe wij doen, zo doet God ook.” Hij voegt eraan toe: “Dat klinkt veel te groot. We houden van die gasten. Daarom doen we dit” (Meijer & Wierenga, 2020)
.

Zomaar een voorbeeld van hoe je contact kunt houden met de mensen die niet meer in de kerk komen, maar nog wel contacten in de gemeente hebben. De boodschap aan hen is op zijn minst: “Wij vergeten je niet” en: “We vinden je waardevol” Via mensen uit de gemeente wordt iets van Gods trouw en liefde zichtbaar. In het boek Herkerken, waar ik dit voorbeeld vond, staan er nog wel meer.

Ze kunnen wel zeggen dat het hen gewoon om jou gaat, maar je vermoed een dubbele agenda. En daar hebben ze toch gelijk aan?

Er vallen een aantal dingen op. Als eerste dat men hier uitgaat van een relatie die er nog is. Dat bestaande contact is een natuurlijk contact dat je weer kunt oppakken. Je ziet veel vaker dat een speciale werkgroep van gemeenteleden de contacten met de randleden van de gemeente wil oppakken. Moeilijk, want die moeten dat maar net willen! Je zult maar een kerkverlater zijn, waarom zou jij het contact nog aangaan met mensen uit deze groep? Je bent er net vertrokken en je kent ze niet eens goed. Ze kunnen wel zeggen dat het hen gewoon om jou gaat, maar je vermoed een dubbele agenda. En daar hebben ze toch gelijk aan? Als we eerlijk zijn moeten we dat toegeven.

En ook: zie erop toe dat de relatie niet belast wordt met lastige en stekelige gesprekken over geloof en kerk. Wil het een echte relatie zijn, dan hoort dat een respectvolle relatie te zijn. Kerkverlaters hebben al een keuze gemaakt, die moet je respecteren. Als achterblijver kun je vinden dat zij deze keuze op verkeerde gronden hebben gemaakt, maar jij mag niet toch een andere keuze proberen te forceren met jouw argumenten. Zo hoort dat gewoon niet! Ook niet binnen de bijbelse wereld! Het gaat om de relatie, misschien geeft God jullie beiden ruimte om binnen die relatie nog eens over geloven in gesprek te komen. Maar dan moet Hij er de opening voor geven. Zelfs Paulus had een geopende deur nodig om met het evangelie tot anderen toegang te kunnen krijgen (Kol. 4:3), hij vraagt om gebed dat het zover mag komen. Als geloven iets tussen God en mensen is, moet je Hem ook voorop laten gaan (en erop vertrouwen dat Hij weet wat het beste is). Pas er voor op dat je in een felle discussie terecht komt, die met scherpe argumenten wordt gevoerd. Stemverheffing past het evangelie niet (Peterson, 1994, p. 34 en 40) en je bereikt waarschijnlijk het tegendeel van wat je graag zou willen: de afstand wordt op deze manier juist groter.

Stemverheffing past het evangelie niet

Als hoogleraar secularisatiestudies gaat Herman Paul uit van de gedachte dat secularisatie niet zozeer een zaak van het hoofd maar van het hart is. Het hart is in zijn overtuiging het verlangen dat aan denken, voelen en handelen vooraf gaat (Paul, 2017). Dat zou betekenen dat de verhitte gesprekken die wij soms met elkaar voeren over redenen voor geloof en ongeloof niet eens gaan over de diepste oorzaken daarvan. Nog een reden om een discussie over dit soort zaken te vermijden.

Als het om een verstoorde relatie met God gaat, omdat het vertrouwen verloren ging en het verlangen naar God zijn glans verloor, is het misschien vóór alles belangrijk om zelf als vertegenwoordiger van God betrouwbaar, oprecht en liefdevol over te willen komen. Je laat op deze manier iets zien van de karaktertrekken van God. Misschien is daar wel het meest behoefte aan.
Je kunt wel zeggen dat Gods hart uitgaat naar zijn kinderen die de kerk verlaten hebben, de ervaring leert me dat zij dat niet zo nodig van je moeten horen maar beter aan je kunnen merken.

Vaak is er een periode van zorgen, verdriet en soms zelfs van verhitte gesprekken voorafgegaan aan wat op den duur leidt tot het vertrek van iemand uit de kerk. Dat heeft de keuze, die toch al moeilijk was -ook voor een kerkverlater!- nog eens extra sterk negatief geladen. Natuurlijk is het zo dat die emoties juist voortkomen uit het enorme belang dat de achterblijvers aan het geloof in God en de relatie met een christelijke kerk hechten. En -aan de andere kant- soms ook uit de onmacht die een kerkverlater ervaart om dat ook zo te kunnen beleven. Door schade en schande wijs geworden denk ik toch niet dat deze verklaring van de sterke emoties de negatieve indruk die ze achterlaten ongedaan kan maken.

Emoties zullen er zijn als het om geloof en ongeloof gaat, het zou gek zijn als die er niet mee verbonden waren. Het is, denk ik, wel wezenlijk dat die emoties niet leidend worden in onze manier van spreken en doen.

Als je als achterblijver ongetroost blijft, hoe kom je dan ooit toe aan het in deze moeilijke omstandigheden contact houden?

Om dat te kunnen opbrengen heb je je medegelovigen nodig. Ergens moet je je emoties wel kunnen tonen, je zorgen kunnen uiten en je verdriet kunnen laten zien. Ergens moet er voor je gebeden worden, moet je raad kunnen krijgen en opnieuw bemoedigd worden. Dat lijkt misschien vanzelfsprekend, maar ik heb die steun zelf niet zo ervaren en ook niet zo vaak om me heen gezien in de gemeenten waarvan ik lid ben geweest. Een achterblijver is in mijn beleving vaak alleen in zijn zorgen, verdriet, gedachten en gevoelens. Waarom zijn we er niet meer voor elkaar als het om zulke zaken gaat? Zijn de achterblijvers bang om zich te geven, omdat de aandacht vaak zo tegenvalt? Of zijn de anderen terughoudend om echt commitment te tonen? Want zoiets is een zaak van mee de machteloosheid kunnen verdragen, van te kunnen zwijgen, van veel geduld en aanhoudend bidden. Het is nodig dat iemand die dierbaren heeft zien vertrekken de troost en bemoediging niet in een kort gesprek moet vinden of in een goed bedoelde klap op de schouder, maar dat die gedurende een langere periode ontvangen kan worden. Troosten en bemoedigen is een zaak van lange adem, dat vergeten we wel eens.
Als je als achterblijver ongetroost blijft, hoe kom je dan ooit toe aan het in deze moeilijke omstandigheden contact met de vertrekker houden? Waar haal je de wijsheid, waar haal je de moed vandaan? En ook: wie bidt er voor je als je zelf geen woorden meer hebt? Ik zou het een goed idee vinden om met een groep lotgenoten regelmatig met de thema’s, die in deze hoofdstukken aan de orde komen, in gesprek te gaan. Om als achterblijver misschien zelfs onder begeleiding een traject te kunnen doorlopen.

Gebed

Toen Herodes, in de begintijd van de christelijke gemeente in Jeruzalem, merkte dat hij populair werd bij de Joodse gemeenschap in Jeruzalem toen hij hun volksgenoot en leider Jakobus doodde, nam hij Petrus gevangen met dezelfde bedoeling. Die kwam onder zware bewaking in de gevangenis te zitten.
In zijn gemeente reageerde men verschrikt, zouden ze ook Petrus verliezen? Als reactie kwam een groep uit de gemeente bij elkaar om te bidden (Han. 12:12). Natuurlijk, begrijpen ook wij, één van hen was in groot gevaar en dan doe je zoiets. Ik heb zoiets ook wel eens ervaren toen een klein meisje uit de gemeente van de ene dag op de andere doodziek in het ziekenhuis kwam te liggen. Meerdere avonden kwamen we toen samen om de Heer om haar leven te smeken.

Gek genoeg heb ik nog nooit zo’n reactie gezien als iemand de kerk verlaat.

Gek genoeg heb ik nog nooit zo’n reactie gezien als iemand de kerk verlaat. Er wordt -als het goed is- in de dienst waarin het vertrek wordt afgekondigd, nog wel door de voorganger gebeden. Maar verder ondernemen we als gemeente niets meer. Dat is wonderlijk als je bedenkt dat er ook in zo’n geval ernstige zorgen om iemands toekomst zijn. Juist wanneer bidden heel nodig is, doen wij dat niet. We kennen dat niet als praktijk.

Zo intensief als dat in het geval van Petrus’ gevangenschap gebeurde, kun je het niet op langere termijn volhouden, maar een regelmatig gebed waarin de namen van de vertrekkers worden genoemd is toch een heel goede reactie van een gemeente die om haar leden geeft. Zo geeft ze inhoud aan de gezamenlijke verantwoordelijkheid. Zeker als je bedenkt dat het goed mogelijk is dat de persoon die de kerk verlaat zelf niet meer bidt. Laten wij het in dat geval tot onze taak rekenen, dan is er in ieder geval iemand die voor hen bidt .
Bovendien is dat ook de gelegenheid om ook de gemeente als geheel aan de Heer op te dragen. Immers zo scherp is de grens niet tussen kerkleden en kerkverlaters. Er zitten ongetwijfeld mensen in de kerk die nog wel aanwezig zijn maar die inwendig de kerk al verlaten hebben (Paul, 2017).

Namen

Op de langere termijn maken we het ons ook niet gemakkelijk om de aandacht voor kerkverlaters niet te verliezen. Na de afkondiging van het vertrek van een kerkverlater, wordt diens naam vrij kort daarna uit de kerkelijke administratie geschrapt. In het nieuwe gemeenteboekje keert de persoon ook niet meer terug in de ledenlijst. Het zal dan geen jaren duren voordat iemand helemaal vergeten is door vrijwel iedereen in de gemeente, behalve dan door de naaste familie en de vrienden.

We zouden hun namen in beeld moeten houden, dan kunnen we ze blijven kennen en dan kunnen ze ook in onze harten terecht komen en in onze gebeden genoemd worden. We geloven dat God hun namen niet vergeet, alle reden om dat zelf ook niet doen. We zullen een passende manier moeten vinden waarop we de namen van de kerkverlaters in de gemeenschap levend houden. Met behoud van privacy moet dit toch mogelijk zijn!

Het is goed dat wij de namen van kerkverlaters en van de achterblijvers helder voor ogen houden. Zij kunnen ons gebeden en onze steun goed gebruiken.

Over Wieb Dijksterhuis

Predikant met Groningse wortels die sinds 2000 in het midden van land woont, samen met zijn vrouw. Hun vier kinderen wonen inmiddels tussen Ermelo en Hasselt (BE). Van 2006-2016 predikant in NGK de Ontmoeting (Voorthuizen-Barneveld). Vanaf 31 januari 2016 de voorganger van de NGK van Ermelo, een warme gemeente tussen de randmeren en de Veluwse bossen. Zijn roots blijven hoorbaar en merkbaar. Hij kan het niet helpen de wereld 'toch' vanuit een Gronings standpunt te blijven bezien.
Dit bericht is geplaatst in Achtergebleven met de tags , . Bookmark de permalink.

Geef een reactieReactie annuleren