8. Straf

Als iemand die ons dierbaar is de kerk verlaat, maken we ons niet zelden zorgen over de toekomst. Niet alleen wat het direct voor effect op onze relatie met hen zal hebben maar nog meer of er nog toekomst is voor die relatie. Is er een kans wij hen in de verre toekomst nooit meer terug zullen zien? En…, tast dat dan niet ons verlangen naar die toekomst aan? Willen we wel zonder hen verder leven?

Onder de indruk had ik lang naar haar geluisterd: wat een geloof! In dit kennismakingsbezoek kreeg ik meer van haar mee dan zij van mij. Zij, een al wat oudere weduwe, had dan ook heel wat meegemaakt. En toch was ze niet één en al zekerheid en vertrouwen. Iets zat haar ernstig dwars, dat kon ik merken. Pas een heel eind verderop in het gesprek was ze in staat er iets over te zeggen. Eén van haar kinderen had de kerk en misschien ook wel het geloof achter zich gelaten en zij maakte zich ernstig zorgen om zijn toekomst. Dat was voor haar een dagelijks weerkerende zorg en een blijvend verdriet. Ik werd er stil van, ik kon me dat zo goed voorstellen. En toch in de stilte na haar ontboezeming groeide er een besef, noem het maar een ingeving. De gedachte kwam voorbij: wie zou er nu meer van haar kind houden, zij of de Here God? We zaten er samen stil over na te denken. Na een tijdje zei ze, heel zeker: God! Getroost gingen we uit elkaar.

Is er zonder geloof een toekomst in het Koninkrijk van God?

Voor een gelovige christen is de redding van de zonden, doordat de Heer Jezus Christus zich voor ons opofferde aan het kruis, essentieel. Zo is ons dat geleerd. Weten dat iets belangrijk is, en begrijpen wat er precies gebeurt is nog niet hetzelfde. Maar het geloof in het belang van het sterven en weer opstaan van de Heer Jezus is ons door de vorige generaties aangereikt; ook via het lezen van de Bijbel. We beschouwen dat als een boodschap van God aan ons persoonlijk. In de gemeenschap van de kerk speelt het leren leven en blijven leven met die boodschap een grote rol.Als de band met de kerk verbroken raakt, vrezen we voor het geloof van onze dierbaren. Soms zeggen ze ons ook dat ze niet meer kunnen geloven. Als we dat van hen horen gaan we ons zorgen maken om hun redding. Is er zonder geloof een toekomst in het Koninkrijk van God?
Het is onze Heer zelf die wijst op de cruciale rol van geloof voor de redding van een mens. Zijn apostelen nemen die boodschap verder mee de wereld over. Onze zorgen lijken dus terecht. Velen zullen het lied Papa van de zanger Stef Bos kennen met daarin de regels:

Ik heb een goddeloos geloof 
En ik hou van elke vrouw
En misschien ben ik geworden 
Wat jij helemaal niet wou 
 
Maar papa, ik lijk steeds meer op jou 
 
en jij gelooft in God, dus jij gaat naar de hemel

en ik geloof in niks dus we komen elkaar, na de dood na de dood,
nooit meer tegen

Die regels raken ons precies daar waar onze diepste zorg ligt: wat is de toekomst van onze dierbaren? En ook: wat is ónze toekomst met hen? Daar kun je ‘s nachts van wakker liggen. Is het mogelijk naar een toekomst te verlangen waar zij niet bij zijn?

Karikatuur

“Geloof je?”, vroeg ik haar. “Natuurlijk” zei ze, “ik wil wél in de hemel komen!”. We kennen deze manier van denken allemaal wel: wie gelooft gaat naar de hemel en wie niet naar de hel! Hemel en hel als de twee verschillende bestemmingen van een christen en een niet-christen. Zo zien we ze ook terug op de bekende poster: ‘De brede en de smalle weg’. Een oud beeld dat vermoedelijk al uit 1866 stamt. Het heeft een sterke invloed onder christenen gehad. Iedere persoon staat voor de keuze tussen de weg naar de hemel en die naar de hel. Gods alziend oog is ergens bovenin in de voorstelling op een grote afstand getekend, ver verheven boven deze aarde. De historische achtergrond van deze plaat ligt in het Duitse Piëtisme (Wursten 2021). Vanuit dat gedachtengoed is deze voorstelling wel te begrijpen, maar mij lijkt ze een karikatuur van het evangelie, van onze leefwereld en van ons geloofsleven te zijn.

In de bijbel leren we onze God niet kennen als een God die op afstand toekijkt en afwacht wie de wedloop van het geloof succesvol ten einde brengt en wie niet, maar als een betrokken Vader die de wereld liefheeft en zijn zoon stuurt om de wereld te redden (Joh. 3: 16v). Zijn Geest leeft onder zijn mensen, die stimuleert bovendien allerlei mensen om andere mensen weer aan te sporen op hun geloofsweg. Het is niet Gods bedoeling de mensheid overzichtelijk in twee groepen op te delen en vervolgens te verdelen over hemel en hel. Op deze manier laat men de liefde van God schuilgaan achter zijn oordeel, terwijl omgekeerd het oordeel de uiterste consequentie van zijn liefde is. Bovendien is onze leefwereld niet simpel op te delen in ‘wereldse genoegens’ en ‘een gelovig leven’. Die twee lopen in elkaar over. En ons geloofsleven is geen eenzame wandeling door moeilijk terrein vol gevaar, maar een gemeenschappelijke reis van gelovigen dwars door de wereldsamenleving in navolging van hun Heer naar de toekomst.

De brede en de smalle weg schetsen ons een karikatuur van het evangelie

“God heeft zijn zoon niet naar de wereld gestuurd om een oordeel over haar te vellen, maar om de wereld door Hem te redden” (Joh. 3:17).

Hij heeft alles over voor zijn mensen, in welke situatie ze zich ook bevinden: gelovig of ongelovig, binnen de kerk of binnen de ‘wereld.’ Welke zorgen je ook kunt hebben over een kind dat de kerk verlaat, de houding van God wordt er niet anders van. Zijn hart gaat nog steeds uit naar dat kind en Hij wil het nog altijd redden. Wijzelf zijn kerk midden in de wereld -om de bijbelse metafoor maar te gebruiken- en God de Heer is de heer van de hele wereld en die wereld gaat Hem ook helemaal aan het hart. Verder is ons geloofsleven niet een overzichtelijk uitgezette wandeling langs duidelijk aangegeven richtingaanwijzers, maar een mogelijk kronkelige route die door de gemeenschap van de kerk en door de wereldgemeenschap loopt. Soms begint de route buiten de kerkgemeenschap om daarbinnen uit te komen, soms begint de route binnen de gemeenschap van de kerk, loopt naar buiten en dan weer naar binnen. En zo zijn er wel meer varianten te bedenken.

Verder zijn hemel en hel geen helder omschreven ‘gebieden’ in de bijbel. De hel komt maar weinig voor t.o.v. van de hemel, dat past ook bij de bedoeling van God die zoveel mogelijk mensen wil redden. Uit de boodschap van de Heer Jezus begrijpen we dat het Koninkrijk van God het einddoel is: dat is zoiets als de hemel op aarde als je de profetie uit Openbaring 21 & 22 op je in laat werken.
De hel -wat het dan ook is – is de uiterste consequentie van ongeloof. Sommigen zien het als een definitief beroofd zijn van Gods aanwezigheid. En het oordeel dat daartoe zou leiden ligt bij God en niet bij ons.
 
Als je daarover nadenkt, besef je dat kerkverlaters nog steeds binnen het omgaan van God met de wereld passen; ze zijn niet uit het beeld van God en zouden ook niet uit ons beeld moeten zijn. Wat er veranderd is voor ons t.o.v. van hen zijn onze mogelijkheden en de taak die wij naar hen toe hebben.

De verleiding van het relativeren

Je liefde voor je kinderen kan je ertoe brengen om het belang van persoonlijk geloof af te zwakken. Je mag wijzen op Gods beloften aan je kinderen en op zijn vaderlijke hart. En toch ontslaat hen dat niet van hun eigen verantwoordelijkheid. De Heer verwacht ook geloof van hen.
In de 21e eeuw vinden we de gedachte aan een eeuwige straf maar moeilijk te rijmen met de liefde van God zoals wij die ook leren kennen. De kerkvader Origenes wees al in de 3e eeuw van onze jaartelling op het ‘herstel van alle dingen’, dat wil zeggen dat God het kwaad totaal zal overwinnen. Ook de ongelovigen zullen uiteindelijk via de weg van loutering met God verzoend worden. Een 20-eeuwse theoloog als Philip Edgecombe Hughes bouwt daar weer verder op door (McGrath 1997, 493/4). Hoe goed te begrijpen de nadruk op Gods liefde ook is, alverzoening is toch moeilijk te rijmen met de ernstige oproepen tot geloof en de consequenties die daaraan in de boodschap van de bijbel verbonden worden. Het gesprek hierover is nog lang niet afgelopen en wordt door de situatie in ons seculiere Westen misschien wel weer nieuw leven ingeblazen.
Toch lijkt me dit geen reden om het belang van persoonlijk geloof te relativeren en dan onze kinderen uit de kerk te laten vertrekken met de geruststellende gedachte dat het wel goed komt. Het zou ons zo maar kunnen beletten om voor kerkverlaters te bidden.

Kan het zijn dat een kerkverlater is geheiligd in zijn achtergebleven broeders en zusters?

Priesterlijke taak

Kerkverlaters zijn nog niet verloren, maar hun vertrek draagt niet bij aan hun redding en geeft zorgen, laat ik zo maar samenvatten wat hierboven geschreven staat. Over wat we niet precies kunnen overzien moeten we terughoudend zijn. Maar er valt wel iets te zeggen over de blijvende- maar andere- taak die de gemeente van Christus heeft als het gaat om kerkverlaters.
Zij trekken onze aandacht mee naar wat er direct buiten onze gemeenschappen in onze leefwereld gebeurt en naar de mensen die daar leven. Natuurlijk ligt daar al een taak voor ons, maar de verhoudingen zijn in ons land vaak gestold. Ieder individu zit op zijn eigen levensbeschouwelijke plek en het lijkt of we geen boodschap meer aan elkaar hebben vanuit onze zelfgekozen bubbels. Ieder heeft voor zich een overtuiging. Maar hoe zit het dan met ons allemaal samen? God voelt zich verantwoordelijk voor ons allen: binnen en buiten de kerk, gelovig of niet gelovig en in welke sociale bubbel dan ook! Zijn gemeente is er om daar invulling aan te geven. 
Stefan Paas wijst erop dat: “kerkverlating in een puur geïndividualiseerde levensbeschouwing altijd een tragedie is” (Paas, 2019). Immers God verbindt zich niet allereerst met individuen maar met gemeenschappen en kan zijn heil ook door zulke gemeenschappen heen geven. Als de band met de gemeenschap van de kerk verloren gaat, kan de kerk die nog van haar kant in stand houden. Misschien is actief contact niet gewenst maar dan toch wel aandacht en gebed. Daarvoor is het nodig dat wij de namen van de kerkverlaters in ons midden voor ogen houden. Bovendien ligt er via kerkverlaters soms zomaar een verbinding met hun van huis uit niet-gelovige vrienden en partners.
Paas noemt de rol van de kerk in deze tijd met name priesterlijk, zoals Petrus Gods volk een ‘koninkrijk van priesters noemt’ (1 Pet. 2,9). Als minderheid in de marge heeft de kerk zo een mooie roeping. In de bijbel vind je voorbeelden van de priesterlijke verhouding tot anderen: Job breng als vader offers voor de mogelijke zonden van zijn kinderen, als die weer eens een flink feest hebben gevierd (Job.1), Paulus wijst erop dat de één geheiligd kan zijn in de ander: een man in zijn vrouw, een vrouw in haar man en de kinderen in één van hun ouders (1 Kor. 7:14). Kan het zijn dat een kerkverlater is geheiligd in zijn achtergebleven broeders en zusters? Wat ook precies de gevolgen van dat geheiligd-zijn inhouden, m.i. hebben wij als gemeente nog steeds een priesterlijke taak t.o.v. van hen. En niet alleen naar hen toe.
 
Hoe geef je daar in de praktijk inhoud aan?

Over Wieb Dijksterhuis

Predikant met Groningse wortels die sinds 2000 in het midden van land woont, samen met zijn vrouw. Hun vier kinderen wonen inmiddels tussen Ermelo en Hasselt (BE). Van 2006-2016 predikant in NGK de Ontmoeting (Voorthuizen-Barneveld). Vanaf 31 januari 2016 de voorganger van de NGK van Ermelo, een warme gemeente tussen de randmeren en de Veluwse bossen. Zijn roots blijven hoorbaar en merkbaar. Hij kan het niet helpen de wereld 'toch' vanuit een Gronings standpunt te blijven bezien.
Dit bericht is geplaatst in Achtergebleven. Bookmark de permalink.

Geef een reactieReactie annuleren