Is 11 november de dag?

Mooie rode - bewerkt (1 van 1)-2Ik heb een uitnodiging gekregen om als gast aanwezig te zijn bij ‘de gezamenlijke vergadering van de Synode GKv en de Landelijke Vergadering NGK die gehouden zal worden op DV 11 november 2017’. Onze kerkenraad wordt zelfs gevraagd om met tenminste twee personen aanwezig te zijn. De uitnodiging is dringend, er lijkt geen ontkomen aan. We zullen geen uiting kunnen geven aan wat er in ons leeft, daar is niet genoeg ruimte voor in de beschikbare gebouwen, maak ik op uit de begeleidende mail. Wel worden we gevraagd aanwezig te zijn bij de avondmaalsviering die avond.

Ik weet niet goed wat ik met deze uitnodiging moet, ze ligt me als een steen op de maag. Aan de ene kant wil ik er zijn, want ik ben blij met de richting: een gezamenlijk optrekken van twee kerken die bij elkaar horen. Wat mij betreft is het de opmaat naar samen onderweg met meer dan deze twee kerken. Maar wie mijn laatste blog gelezen heeft zal begrijpen dat ik er maar moeilijk aanwezig kán zijn, want ik ben niet gelukkig met de route die gekozen is. Op deze manier voel ik de ruimte niet om er te kunnen zijn, omdat ik de daadwerkelijke verzoening mis. En verzoening zou toch de core business van onze kerken moeten zijn. Er is nog niet op uitspraken teruggekomen, daden uit het verleden zijn niet betreurd, personen niet gerehabiliteerd. Tenminste, lang niet allemaal. Toch gaan we met elkaar avondmaal vieren, daarin staat de verzoening met God centraal, maar voor de verzoening tussen mensen is die ruimte er maar voor een deel. Dat gemis bevreemdt me en belet me.

In mijn ogen getuigt dit van te grote haast. Naast dit gebrek aan verzoening kun je ook niet echt spreken over eensgezindheid over de aanleiding voor de hereniging. Deze week stond er in het Nederlands Dagblad te lezen: “Dáárom is hereniging met de NGK mogelijk. De basis is hersteld, doordat de NGK teruggekomen is van een losse omgang met de belijdenis.” (zie ND 17-10-’17). Ik denk niet dat er veel nederlandsgereformeerden zijn die zich in deze analyse van ds. Paul Voorberg (de synodevoorzitter van de Synode van Ede 2013) zullen herkennen. Hoe zo ‘teruggekomen’, we zijn nooit weggeweest.
Nee, meer herkenning voelde ik bij de column van Ad de Bruijne (ND 14-10-’17). Zijn vraag is de mijne: “Toch mag één aspect volgens mij per se niet onopgeklaard blijven. Hoe kunnen de GKv vandaag aansturen op eenheid, terwijl zij in het verleden de NGK scherp hebben veroordeeld als ongereformeerd?”
En ook zijn moeite herken ik: “Bovendien mag ook kerkelijke hereniging als daad van verzoening niet te gladjes gaan.” En daarbij gaat hij er nog vanuit dat er voor iedereen op 11 november ruimte zal zijn kwaad te benoemen en pijn te verwoorden. Maar die ruimte is er in de praktijk ook niet echt voor iedereen, blijkt uit de uitnodiging. En dat zou natuurlijk ook niet kunnen op dat ene moment, daarvoor is er veel te weinig tijd en ruimte op die éne dag.

Juist de volgorde die nu gekozen is beklemt me: eerst met elkaar samenkomen en het avondmaal vieren en pas daarna nog een groot deel van de route in de richting van onderlinge verzoening afleggen.
Jaren geleden liep ik in een Friese vrijgemaakte kerk tegen de volgende gewoonte aan. Iedere drie maanden vierden ze het avondmaal, zoals in veel kerken. Maar zij gingen, voorafgaande aan elke viering, bij alle kerkelijke adressen langs om te vragen ‘of er nog iets was’. Iets dat de gezamenlijke viering in de weg zou kunnen zitten. Die gewoonte was al heel oud en ze hadden eigenlijk de mankracht niet meer om echt inhoud aan die bezoeken te geven. Dus bleef het bij een fietsronde door het dorp, een tik op het raam van ieder huisadres en de geschreeuwde vraag: ‘Is er nog iets?’ Grappig vond ik dat, zo’n door de praktijk op maat gemaakt restant van heel precies met elkaar en met God omgaan. Grappig en ook mooi!
Mijn thuiskerk deed het iets rustiger aan met de bezoeken, maar ook daar werd het avondmaal als hét moment gezien om je eerst te verzoenen met je broeder of zuster. In ieder geval om de intentie te tonen om je met hen te verzoenen.

Dat past goed bij de aansporing van de Heer Jezus zoals je die in Matteüs 5 kunt lezen.
Zelfs al was je al onderweg met je gave naar het altaar om je met God te verzoenen, als er nog een medemens is met wie je moet verzoenen, laat die gave dan eerst maar even en verzoen je eerst met je naaste en komt dan terug om God te offeren (vs. 23 en 24). De verzoening met je medemens komt voor je ontmoeting met God.
Je kunt God pas goed dienen nadat je jezelf met je naaste verzoend hebt. Die twee hangen samen, zoals je ook kunt lezen in het Grote Gebod: heb God lief en de naaste (Mat. 22, 37-40).
Dat roept in mij de vraag op: waarom komen we nu al samen voor het aangezicht van God, zonder dat we ons uiterste best gedaan hebben ons met zoveel mogelijk mensen te verzoenen?

Waarom kiest men hier toch voor, vraag ik me af? Voelen de anderen dit dan niet? Ach, ik kan me er denk ik wel iets bij voorstellen. Commissies die jarenlang met elkaar gesproken hebben over eenheid komen tot overeenstemming. Kerkelijke vergaderingen nemen hun enthousiasme over en proberen snel stappen vooruit te zetten. Sommigen hebben persoonlijk een verzoening mogen meemaken, zij ervaren de ruimte al. Mooi!
Plaatselijk vinden gemeenten elkaar, ook mooi. Ik heb zelf mogen ervaren hoe goed het is het om als GKv en NGK-gemeenteleden samen het avondmaal te kunnen vieren. Je viert je verbondenheid in de Heer.
Maar nu komt het er op aan, net zo precies in verzoening te zijn als de Heer in Mat. 5. Wat in een plaatselijke viering niet mee komt, komt dat wel in zo’n landelijke bijeenkomst. In die landelijke viering klinkt ook alles wat zich landelijk heeft voorgedaan mee. En dat roept pijnlijke herinneringen op en dat zet deze ontmoeting voor mij in een vreemd, unheimisch, licht.

Zo’n vijftig jaar geleden raakten mijn beide ooms en mijn opa met vele anderen hun plaatsen aan de vrijgemaakte avondmaalstafel kwijt. Zij hoorden er niet meer bij. En zo ben ik als vrijgemaakte jongen groot geworden, met het besef: zij horen er niet bij. ‘Oh, die’, kreeg ik eens als afwerende reactie, toen ik tijdens mijn studietijd in Kampen eens enthousiast naar mijn opa verwees. Hun gezinnen hoorden er sinds die tijd ook niet meer bij. Zij raakten vrienden kwijt, hun plek op school, hun plek in de kerk. Soms voor altijd.
Ja en hoe moet je daar ook mee omgaan met een kerk die je vader eruit zet, dat drukt een blijvend stempel op je leven, beter gezegd dat maakt een litteken dat nooit meer weggaat.
Mijn opa en mijn ooms hebben hun plaatsen aan tafel nog niet teruggekregen, ook postuum niet. Al betreurde men het maar. Zolang dat nog niet zo is, kan ik nog niet aan die avondmaalstafel gaan zitten. Het zou voor mij voelen alsof zij weer buitengesloten worden uit de nieuw hervonden eenheid. Zo mag, kan en wil ik daar niet zitten.

Ik zal daarom niet ingaan op de uitnodiging en niet naar Kampen afreizen. Het zal een vreemde dag voor me zijn en me niet licht vallen er niet te zijn, maar ik kan dat nu eenvoudig niet verantwoorden. Niet tegenover de Heer, niet tegenover mijn familie, niet voor mezelf. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan.
Ik hoop maar dat mijn broeders en zusters daar in Kampen een bredere verzoening met dit pijnlijke verleden op gang weten te brengen en er een tijd komt, dat er ook voor mij ruimte is om zo’n gezamenlijke landelijke viering mee te kunnen maken. Nog mooier, dat ik tegen mijn familie kan zeggen: ‘ga met me mee, je bent er welkom, echt!”

 

 

Over Wieb Dijksterhuis

Predikant met Groningse wortels die sinds 2000 in het midden van land woont, samen met zijn vrouw. Hun vier kinderen wonen inmiddels tussen Ermelo en Hasselt (BE). Van 2006-2016 predikant in NGK de Ontmoeting (Voorthuizen-Barneveld). Vanaf 31 januari 2016 de voorganger van de NGK van Ermelo, een warme gemeente tussen de randmeren en de Veluwse bossen. Zijn roots blijven hoorbaar en merkbaar. Hij kan het niet helpen de wereld 'toch' vanuit een Gronings standpunt te blijven bezien.
Dit bericht is geplaatst in NGK Ermelo. Bookmark de permalink.

Geef een reactie