Hilly Medema-Eikelboom 23-12-’33 – 22-5-’16

Moeder Wim (1 van 1) - 2In de zondagnacht van 22 mei jl. werd het ineens stil.

Die stilte markeerde het einde van het aardse leven van mijn schoonmoeder Hilly Medema. Lang had het nog geduurd vanaf de dag dat de longontsteking zich meer dan een week eerder openbaarde.
Nog langer als je rekent vanaf haar herseninfarct op maandag 29 december 2014. Want achteraf gezien was dat het begin van het stervensproces. Op die dag stierven de controle over haar linkerarm en linkerbeen, haar besef van ruimte en tijd, haar zelfstandigheid, haar belangstelling voor haar postzegelverzameling, puzzels, politiek en de kerk, het grootste deel van haar vermogen om zich bij ons betrokken te voelen, haar plezier aan een gesprek, ja haar levensrust en haar levenslust.
In de anderhalf jaar sinds die dag gingen we steeds meer van haar missen, zelfs haar plezier aan gortepap verdween onlangs op een dag. Het langst bleef de band met ons, ook al was die inmiddels onherkenbaar veranderd. Met die laatste adem stierf ook die.

De stilte betekent dus ook rust voor ons.
We zijn opgelucht dat haar lijden voorbij is.

Maar die opluchting  zal wel van korte duur zijn, want het is zeker dat wij haar enorm gaan missen.

Hilly Eikelboom, zo heette ze met haar meisjesnaam, was een markante vrouw. Alleen met haar stemgeluid al onderscheidde zich van de meeste van haar seksegenoten: dat was zo ongeveer een octaaf later. Het gevolg van een keelontsteking als tiener. Bij onze eerste -telefonische- kennismaking meende ik dan ook ‘meneer Medema’ voor de telefoon te hebben. Niet zo’n beste binnenkomer in de familie. Het is me door haar nooit nagedragen, al kon ze me er wel even fijntjes aan herinneren.
Haar interesses waren al even ongebruikelijk. In de eerste jaren dat ik haar meemaakte volgde ze de Nederlandse voetbalcompetitie en min of meer ook het Europese voetbal. En ‘volgen’ betekende echt iets in haar geval, nl. dat ze alles, maar dan ook alles, van de competitie afwist. Zelf niet zo’n ingewijde voetballiefhebber, vond ik het uiterst boeiend om met haar samen een wedstrijd te kijken.
Het was alsof je met je persoonlijke voetbalverslaggever op de bank zat.
Maar niet alleen het voetbal trok haar aandacht maar ook schaatsen, tennis, de politiek en de kerkelijke berichtgeving. Ze volgde het op de voet, had er een mening over en kon er over meepraten. Met de mode en make-up had ze minder en daar had ze dus ook niet zoveel over te zeggen.
Hobby’s had ze daarentegen vele en als zij zich er eenmaal mee ging bezighouden dan was dat ook echt wat: een uitgebreide postzegelverzameling, ingewikkelde borduurwerken en complexe 3-D puzzels.

Ze was sterk in haar overtuigingen en kon daarin heel resoluut zijn. Toen het spel in haar ogen onaanvaardbaar verruwde, stopte ze bijvoorbeeld van de één op de andere dag met het volgen van de voetbalcompetitie. Haar kerkelijke overtuigingen waren stevig en daar kon ze je voor ter verantwoording roepen, zonder aanzien des persoons.
Het Internet begreep ze niet echt, maar het had wel haar interesse. Ze zag bijna direct de waarde ervan voor haar hobby’s : bijvoorbeeld de mogelijkheden als enorm ‘puzzelwoordenboek’. Toch heeft ze nooit aan het Internet toegegeven, bang als ze was dat ze zich er helemaal in zou verliezen. Had ze eenmaal dat idee dan kon niets en niemand haar meer van het tegendeel overtuigen. Uiteindelijk verbood ze je eenvoudig om er nog weer over te beginnen.

Haar gevoel voor rechtvaardigheid was groot en onrecht kon ze dan ook niet verdragen. Bij gedaan onrecht, kon ze zich maar moeilijk neerleggen. Over die paar keer dat ze dit toch gedaan had in haar leven, kon je haar soms jaren later nog horen. Het bleef haar niet lekker zitten. Maar dit ‘rechtsgevoel’ maakte van haar geen betweter, nee ze was gewoon verfrissend eerlijk. Ze wilde iedereen gelijk en eerlijk behandelen.
Hoewel ze royaal was, was ze wel zorgvuldig in geldzaken: ‘leven als vrienden, rekenen als vijanden’, was haar devies. Het kwam me eerst als streng maar later als wijs voor.

Typisch een kind van de generatie van vóór de oorlog, verloor de ze waarde van geld nooit uit het oog.  Zonder vrekkig te zijn, wilde ze nergens teveel voor betalen. Nog jaren na de invoering van de Euro, rekende ze de prijzen om in guldens en kon zich dan hevig opwinden over de prijzen die men durfde te vragen voor bijv. een bak aardbeien. Ze kon met weinig voor zichzelf toe, kon goed sparen en gaf het dan gemakkelijk weg aan wie het nodig had. Ze heeft haar hele leven royaal aan goede doelen gegeven. Ze kon ook veel met weinig: ze toverde met heel gewone ingrediënten een heerlijke maaltijd op tafel en wist van alles her te gebruiken en een nieuwe bestemming te geven.

In haar jeugd was het nog heel gewoon dat je meehielp in de huishouding. En dat deed ze dus ook. Omdat haar moeder jaren ziek was en al jong overleed, betekende dit voor haar dat veel in de huishouding op haar neerkwam. Jaren heeft ze gezorgd, niet alleen thuis maar ook bij heel veel anderen. Waar maar hulp nodig was.  Men deed zelden tevergeefs een beroep op haar. Het viel haar wel eens zwaar, maar ze beschouwde het  achteraf als een voorrecht dat voor anderen te hebben kunnen doen. Pas toen het echt niet meer ging, stopte ze daarmee.

Haar liefde voor haar gezin en haar familie waren groot. Ze zorgde zo goed ze kon voor hen en was zeer betrokken op haar kinderen en kleinkinderen. Ze genoot van hen, maar kon ook echt zorgen over hen hebben. Liefde heeft immers zijn keerzijde in zorg. Haar familiegevoel was groot, ze voelde zich bij al haar familie betrokken, ook als ze inmiddels duizenden kilometers ver weg in Australië woonden. Drie broers waren destijds met hun vrouwen naar Australië geëmigreerd en met hun nazaten vormden ze inmiddels een complete volksstam in Australië. Moeder onderhield een uitvoerige correspondentie met hen en volgde ook het wel en wee van de familie overzee. Ja en terwijl ze niet graag reisde, heeft ze hen nog twee keer in Australië opgezocht, tot vreugde van alle ‘Eikelbomen’ en aanverwanten. Het leverde haar in die tak van de familie de bijnaam ‘Auntie Mounty’ (tante Hillie) op.

Haar eerbied voor God was groot, haar vertrouwen in haar Heer diep. Het was geen simpel geloof, want het was beproefd en gelouterd, aangevallen en bevochten. Heel jong verloor ze haar moeder en maar een paar jaren later haar geliefde grootvader Hofstra uit Sneek. Ook haar man, Jan Medema, stierf in 1988 volkomen onverwacht nog maar 59 jaar oud.
Vooral het overlijden van Pa was een dreun voor haar geloof en ze werd en ‘soms opstandig van’ zei ze ons later pas eens, want ze zou ons nooit met haar twijfel willen belasten. Mocht het dan wel eens stormen, uiteindelijk vond ze toch weer houvast in haar geloof. Al kon ze het niet allemaal begrijpen, ze legde zich neer bij het beleid van God. Door de jaren heen maakte ze de lijfspreuk van haar geliefde grootvader Hofstra tot de hare: ‘wij worden geleid’. Als ze dat zei, kon je aan haar zien dat het toch goed was, niet omdat ze het begreep, maar omdat haar Here vertrouwde.

De anderhalf jaar na het herseninfarct waren moeilijk, want zo hevig en persoonlijk als deze keer was ze nog nooit in haar leven geraakt. Ze bleef grotendeels verlamd en volledig afhankelijk achter in een rolstoel. Haar eigen leven met al haar interesses, contacten en hobby’s was in één klap onmogelijk geworden. Haar vragen waren groter dan ooit en de antwoorden leken ook verder weg dan ooit eerder. Op haar aanvechting volgde deze keer niet de vrede van het vertrouwen, het bleef een vraag aan haar Heer.

‘Waarom gebeurt dit toch?’

Van een hooggestemde gelovige als de David van Psalm 18, was ze veranderd in een diepgetroffen gelovige als Job, die maar niet kan begrijpen wat haar overkomt. Maar net als Job, bleef ze haar vragen wel aan haar Heer stellen en het antwoord van Hem verwachten.

Ik vertrouw er op dat haar Heer de tranen in haar ogen zal drogen en haar zal troosten, zoals Hij dat alleen kan.
En dat Hij haar vrede zal geven.
Dat er op de stilte van 22 mei, echte rust volgt.
Immers ‘wij worden geleid’.
Alle wegen achter de Heer aan, hoe moeilijk ze onderweg ook kunnen zijn, komen uiteindelijk in de vrede van zijn Koninkrijk uit.

En dan ‘is het toch goed’.

Spreekt Gij het woord dat mij vertroosting geeft,
dat mij bevrijdt, en opneemt in uw vrede.
Ontsteek die vreugde die geen einde heeft,
wil alle liefde aan uw mens besteden.
Weest Gij vandaag mijn brood, zowaar Gij leeft –
Gij zijt toch zelf de ziel van mijn gebeden.

(Gez. 221 Liedboek voor de kerken)

Over Wieb Dijksterhuis

Predikant met Groningse wortels die sinds 2000 in het midden van land woont, samen met zijn vrouw. Hun vier kinderen wonen inmiddels tussen Ermelo en Hasselt (BE). Van 2006-2016 predikant in NGK de Ontmoeting (Voorthuizen-Barneveld). Vanaf 31 januari 2016 de voorganger van de NGK van Ermelo, een warme gemeente tussen de randmeren en de Veluwse bossen. Zijn roots blijven hoorbaar en merkbaar. Hij kan het niet helpen de wereld 'toch' vanuit een Gronings standpunt te blijven bezien.
Dit bericht is geplaatst in Familie met de tags . Bookmark de permalink.

5 reacties op Hilly Medema-Eikelboom 23-12-’33 – 22-5-’16

  1. Ronald schreef:

    Prachtig en troostrijk verwoord. Er is een mooi persoon naar Gods woning heen gegaan. Wat blijft is de liefdevolle herinnering aan haar.

  2. Anneke de Lange schreef:

    Ook op de afstand van schoonzus van Ruud raakt mij dit enorm. Wàt mooi is beschreven dit levensverhaal en wàt mooi en beeldschoon is de verwachting. Heb een brok in m’n keel. Hoop dat haar ‘stok’ wordt overgenomen in deze wedloop.

  3. Frits Rijpma schreef:

    Mooie en liefdevolle tekst!
    Sterkte met de rust.

  4. Berthie van Hoek schreef:

    Ik heb haar vooral vroeger gekend, vanaf mijn kinderjaren en ook later. Mooi verhaal en herkenning in wat je schrijft. Het ouder zijn is vaak moeilijk. Fijn dat ze altijd troost en houvast in God heeft ervaren. Alle liefde en kracht voor jullie de komende tijd.

  5. Greetje schreef:

    Heel mooi. Ontroerend. Een lach en een traan. Xx

Laat een reactie achter bij Anneke de LangeReactie annuleren